MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451216 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 16 december 1945

Zondag 16 Dec.

Ik heb een stuk brief liggen, waar ik in ben blijven steken. Intusschen heb ik gisterenochtend 2 brieven van je gekregen, die me heel verdrietig hadden gemaakt, maar waarover ik in den loop v.d. middag de narigheid overwonnen heb. Ik ben n.l. tot het idee gekomen, dat die wolk van je zoo goed als niets met mij te maken heeft. Ik denk dat jij lijdt aan periodieke verduisteringen. In de voorafgaande jaren heb ik dat ook al eens gemerkt, dan zag je ineens zonder bepaalde aanleiding het heele wereldbestel zwarter dan zwart. En nu zag je zelf zooiets: wolk en onweer en nachtmerrie en hersenschim, dat duidt daar allemaal op. Laat ik dus hopen dat het voorbij is, dat je van die ellende bevrijd bent. Mon pauvre Turc – wat zou ik je graag hebben willen troosten. Niets van al die zwartheid heeft gecorrespondeerd met iets bij mij. Ik zei het je al: bij mij is al die maanden het gevoel het zelfde gebleven, toegenomen is het wel, maar nooit minder geworden. Van spel is ook geen sprake. Het is jammer dat je je zoo vastgebeten hebt in je antipathie tegen S. Als je het goed bedenkt zul je je herinneren dat ik je alleen à propos van heel iets anders (à propos van mijn wreedheid) een verhaal deed dat je een antipathieken indruk gaf van S. Zijn goed eigenschappen ken je niet, omdat ik daar niet van verteld heb toevallig. Gisteren toen ik hem hoorde spelen en zag spelen, dacht ik: hij zou je bevallen. Laat je hierdoor niet kwaad maken, ik kan het toch immers beter beoordeelen dan jij. Zijn hooghartigheid, zijn meedoogenloosheid voor alles wat niet aan de hoogste geestelijke eisch voldoet, zijn zachtheid daarnaast zouden je bevallen. Laat dus je grief vallen, je hebt er niets aan. Hij knoeit met de liefde d.w.z. hij houdt zooveel van zijn moeder dat hij geen andere vrouw noodig heeft en alleen voor de eischen van het lichaam er een vriendin op nahoudt. Val hem daar zwaar om, als je wilt, maar veroordeel daarom niet den heelen mensch, want dan ben je werkelijk abuis. Er zijn zoo luttele absolutisten – doe hem niet in den ban, als er eens eindelijk een is!

Je kunt volkomen gerust zijn, er was niet de minste opwinding in me, toen ik hem gisteren terugzag. Ik vond dat hij uitmuntend speelde, maar een concert van Rawthorne geeft natuurlijk niet veel te genieten. Ik vond hem moeizaam in het gesprek, net als vroeger – hij is altijd in gedachte – en ik zag af en toe de oude vriendschap weer in zijn blik, net als vroeger, plotseling verschijnend en dan weer weg. Het was maar heel even dat ik hem sprak in de solistenkamer en er was geen enkele onrustigheid, ik bedoel geen opwinding. Nu ik dit schrijf ook ben ik heelemaal rustig. Ik zou willen weten of jij dat kunt merken of dat je toch weer jaloersch bent. Ik had ook kunnen laten hierover te schrijven; ik heb dat eerst overwogen, om je niet te schrijven, om je niet te hinderen, maar ik vind het per slot toch beneden ons niveau om iets te vermijden niet wegens een realiteit maar wegens een hersenschim. Ben je dat met me eens? En Matthijs, waarom mocht ik niet zeggen: ik ben benieuwd hoe het dan tusschen ons is? Dat had ik in '39 ook aan iemand kunnen schrijven over jou en voor mijn vriendschap voor jou toen ik 9 was, hoefde ik me toch niet te "schamen"! In den trein terug uit den Haag heb ik die 2 brieven nog eens heel langzaam, veel nadenkend tusschendoor, overgelezen. En ik dacht ineens: stel dat we getrouwd waren, zou je me dan volkomen isoleeren, zou er dan heelemaal niemand anders voor me mogen bestaan dan jij? Dat zou voor mij daarom al een onmogelijkheid zijn omdat ik waanzinnig trouw ben, ik heb de grootste moeite om af en toe menschen te laten loopen, wat een noodzakelijkheid is omdat je altijd weer nieuwe leert kennen en onmogelijk voor iedereen tijd kunt hebben. Een vroegere vriendschap verloochenen is ook uitgesloten bij mij. Misschien zouden er wel vrouwen zijn die, als ze in mijn geval waren, het wel prettig zouden vinden als je haar hooger stelde dan je eerste vrouw; ik zou dat vreeselijk vinden.

Ik zit dit allemaal te krabbelen onderwijl dat een pianist al zijn Chopin-stukken zit af te draaien. Ik had vandaag geen tijd om te schrijven, doordat we na het concert van Sondaar met zijn Française een thee zouden hebben bij ons. Dat is altijd nog een heel werk en ik moest vanmiddag ook nog naar een concert voor de krant en naar Sondaar, en nadat de laatste gasten weg waren, moest ik meteen hierheen. De man is aan zijn laatste stuk bezig, ik zou je brieven nog wel eens willen overlezen, maar dan ben ik niet gelijk met hem klaar! Het was reuze barmhartig van de post om me Zaterdag met den brief van Woensd. ook dien van Dond. te brengen, want die eerste was de ergste die een mensch ter wereld ontvangen kan, terwijl je in den volgenden "terrein won". (Hij speelt nog een toegift – ik knijp uit).

Ben nog even bij Acis en Galathea v. Händel binnen geloopen, dacht dat dat wel mooi zou zijn, maar ik vond het toch wel erg saai.

(Hoe kon je in 's hemelsnaam mijn drang naar grootere heiligheid in verband brengen met het opjutten van de brave collega's? Je kon me ook wel vragen hoe ik mijn heiligheid wil rijmen met het doodslaan van een mug.)

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA