MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451212 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 12 december 1945

12 Dec. '45

Lieve Matthijs, als je souvereine ik weer zòo aan de gang is, kan er ook nog wel een litanie-vers op overschieten, vind ik! En als je toch met zulke mooie klanken als Ave Maris Stella bezig bent, waarom dan niet wat moois bovenaan den brief geschreven? Dat souvereine ik maakt het zich gemakkelijk, geloof ik! Nu zie ik het souvereine ik stijgeren tegen zulk een aantijging! Eigenlijk kon je het souvereine ik wel door ik tout court vervangen, zou 't niet? wat hebben we met dat redeneerende ik te maken, als dat toch niets in te brengen heeft?

Of ik dien Zaterdagmorgen even wild was als jij, kan ik niet controleeren. Om een uur of 1 heb ik het bonnenboekje vergeten, misschien leidde jij me toen af, akelige souverein; me herinneren kan ik het niet, want ik heb het me dadelijk afgevraagd of het met de distractions te maken kon hebben, maar ik kon het niet reconstrueeren: voor mijn gevoel was ik gewoon met de huishoudelijke dingetjes bezig in mijn hoofd. Ik heb je wel aan het eind van die ochtend geschreven, dat weet ik nog, omdat het toen sneeuwde en ik me afvroeg of J. een lastige wandeling had in Hilversum. Weet je wat ik inplaats van "idiot" zou zeggen? zotje, dat vind ik zoo'n gezellig woord, half-zotje of overgehaald zotje zeg ik wel eens tegen J. Maar aan mijn voeten liggen mag je alleen maar figuurlijk; als ik iets smeekends in een man zie, verspringt er iets in me en heb ik neiging tot ijzigheid. Ik heb in mijn jonge jaren (20-22) een vrijertje gehad dat altijd smeekend keek – dat maakte me kriebelig. Dus liever nog omgekeerd: ik op een ouderwetsch voetenbankje bij jouw groote stoel (hoe zag die er ook weer uit?) Graag zou ik nog een poëtische overdrijving over "de vrouwen die eigenschappen bezaten, welke nergens ter aarde en bij niemand huns gelijke vonden" onder mijn loupe nemen, maar dan zeg je weer dat ik dor ben. Ik bedoel dit: om een voorbeeld te nemen – je zou even goed als met mij met J. hebben kunnen correspondeeren, zij zou in de zelfde mate als ik je taal hebben begrepen, en leeft zij niet ook op deze aarde? Maar goed, geloof jij maar in "de goddelijke waarborg voor heel het overige" – het kan licht tegenvallen, maar dat risico is voor jou. Ik zeg het lief, hoor, ik kan het alleen niet laten een beetje te douchen, omdat ik die geweldige verwachtingen die je van me hebt altijd nogal eng vind. Anny had enorme eigenschappen, ik bedoel echt groote. Ik heb ze niet. Ik doe mijn best, ik ben zacht van aard, zuiver op de graad, heb niet al te veel eischen voor mezelf – daar houdt het mee op. Dat bovenmenschelijk groote van zoo'n offer van A. zal je bij mij niet vinden. Misschien als ik 50 ben? Ik geloof dat dat in je aard moet zitten. En wat paste dat boven-de-maatsche goed bij jou! Ik mag dan eenzaam zijn, d.w.z. een beetje ongewoon, een beetje anders dan andere menschen, maar toch niet in die mate, geloof ik, als jij er je een voorstelling van maakt, ik ben toch in zekeren zin ook weer heel doodgewoon. Ik ben heusch bang dat je dat nog eens zal tegenvallen; tenzij je je extase in stand houdt, maar dat zou ìk weer griezelig vinden, als die te weinig grond onder de voeten had (om het maar eens heel gek uit te drukken).

Daarnet belde H.E. op en zei me dat Jo gestorven is. Ik vind dat een vreemde sensatie, het treft me, het spijt me dat ik haar niet nog eens gesproken heb. Eens heb ik haar opgezocht en heb het toen niet getroffen, want zij kwam moe van een reis thuis en kreeg wat te eten van haar dochter. Voor mijn gevoel ging het wel goed tusschen ons, maar daar moet ik me heelemaal in vergist hebben, want tegen H.E. heeft ze gezegd dat ze niets geen contact met me had. Wat een herinneringen zijn er met haar nu weg. Ik zou toch wel graag eens met haar gepraat hebben over Pappie's karakter. Het nare was alleen, dat zij een beetje afvallig was, zij was zoo door dik en dun modern, schijnt het, dat zij Pappie vieux jeu vond. "Liebes, nur für die Jetzzeit interessirtes Mädel" heeft Pappie tegen haar gezegd. Hoe is het mogelijk dat hij het toch met haar kon vinden. Ik heb er vandaag weer in zitten werken, in die brieven. Moet je hooren hoe eigenaardig: "Alleen als je je er niet blindelings aan overgeeft en het met het Latijnsche temperament opvat, niet zwaarmoedig-Germaansch kan het voor ons beiden goed zijn", schrijft Pappie – hij wilde het dus zoo licht mogelijk houden. En dan staat er: "ik wil mij niet van de verantwoordelijkheid vrij pleiten, want ik had het tegen kunnen gaan en de "oudere en wijzere" zijn, zooals je eens schreef. Helaas onder het vele wat ik mis behoort ook het zoogenaamde "karakter", "plichtgevoel" is bij mij altijd maar matig ontwikkeld geweest, niet omdat ik zelf zoo'n hartstochtelijke natuur ben, maar omdat ik de omstandigheden niet kan beheerschen en mij laat drijven op de golven van het leven. Dit is verdrietig en verschaft weinig interieure voldoening. Vandaar dat ik mij altijd als "minvermogend" voel, "non satis vir" een halve jongeling nog, en au fond dus weinig serieus. Wat kan ik er aan doen lieve Jo. Ook dit alles is maar half gemeend, dat begrijp je wel en eenigzins ironisch. Dus geloof ik wel dat iemand met heel veel moraliteit of karakter gezegd zou hebben: Jo, laat het nu niet verder komen, en ik voelde dat ook, maar zou je dat gewild hebben."

Is dit niet voor een minnares om dol te worden? En hoe moest Moeder het bolwerken met zoo'n man? Die melancholie daarvan en die resignatie, en dan ineens zegt hij dat het maar half gemeend is – wat moeilijk aan alle kanten, moeilijk voor hemzelf en voor de anderen!

J. en ik hebben er beide een klap van beet, op verschillende manieren. Dan staat er nog onder: "mijn gevoel voor je is niet alleen liefde en hartstocht maar nog zooveel meer, maar het eerste is het middelpunt." Wat slecht uitgedrukt, hè? dat kan toch niemand precies begrijpen. Het is haast onbegrijpelijk hoe die hartstochtelijke Jo toch zoo naar hem getrokken kon worden.

Het kindje is nog niet gestorven. Gisterenavond was zij opgegeven door de doktoren en vanochtend leefde zij nog. Dat wordt alleen toegeschreven aan het geweldige "bidden" dat de moeder en nog enkele anderen (o.a. J.'s toovenaar) doen. Maar nu is er gevaar voor longontsteking en het blijft dus ontzettend angstig.

Greet heeft Peter vandaag afgehaald – de arme, zij vond het moeilijk met hem.

Verder lezend in de brieven zie ik aldoor dingen ik je zou willen overschrijven. Maar dan schiet ik niet op. Daarom doe ik beter dit maar in een enveloppe te doen en me niet op 's levens golven te laten drijven! Goeden morgen, liefste, hoe maak je het?

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA