MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451212 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 12-13 december 1945

Louveciennes

12 Dec. 1945

's avonds

Liefste,

toujours en pleine tempête, dans une grande détresse. Qu'est-ce qui est donc arrivé, ou qu'est-ce qui arrive? Je ne fais que crier, prier vers toi et j'ai le sentiment terrible que tous mes cris, toutes mes prières sont inutiles, mon amour impossible. Et toi qui es devenue mon cœur, chaque jour plus, toi mon âme. Comment me séparer de mon cœur, de mon âme? Comment se peut-il que tu ne l'as pas entendu, que tu ne t'es pas entendue toi-même? Ne vois-tu pas que ces mots pleurent?

Het licht ging uit. Ben een stukje kaars gaan halen dat komt van Notre-Dame-des-Victoires. Wou je nog zeggen: ne vois-tu pas que moi-même je voudrais pleurer près de toi? Pourquoi dois-je te le dire? Je n'aime pas t'attendrir.

Difficile de t'écrire. Je t'écris quand-même. Vast en zeker zal ik volgend jaar een artikel maken over D. Mijn stelling zou zijn dat hij dusdanig geïmpregneerd, doordeesemd was van katholicisme, dat niets tegen zijn katholicisme vermocht heeft, noch het rationalisme, noch Nietzsche, noch de onwil der Kerk, noch wat dan ook, en ik geloof dat dit psychologisch nauwgezet is; het katholicisme had hij als een gave, hij kon haar niet eens weigeren, ook niet als hij wilde, of toen hij wilde. Evenmin als zijn latinisme, zijn humanisme. Beide elementen zijner persoonlijkheid hadden dezelfde psychische waarde. Hoe komt die lazerige Pijper ertoe om Virgilius on-christelijk te noemen? Virgilius die de Gids van Dante was en zijn meester bij zijn onderwereldsche reis! Stuur mij dat stuk van Andriessen, zelfs al is 't onbeduidend. Het kan altijd een kijk geven. Mijn kaarsje is op. – Het spreekt vanzelf dat ik al het polemische zal vermijden in den toon. Een vigoureuze demonstratie van het idee, dunkt me, zal volstaan.

Si je savais seulement d'où me vient cette angoisse depuis deux jours. Je n'y comprends rien. Et je ne peux pas m'en débarrasser. Je me sens comme emprisonné et partout je bute contre de la résistance, même si je veux te demander ou donner en pensée un baiser. Je regrette tellement. – Slaap wel, liefste.

Wat ik ook nog zeggen wou: je moet geen duisternis zoeken in de litanie. Daar was 't donkere altijd overwonnen.

'k Herlees dit met schaamte, wrevel over mij zelf. Moge dit magnetische onweer voorbij zijn en nimmer terugkomen. Ware 't niet honderd maal beter geweest te zwijgen?

Donderdag 13 dec.

Goddank een brief van je. Sinds dezen nacht begin ik mijn kwaal een beetje te kunnen domineeren. De pijn is er nog, maar ik win terrein. Ik begrijp steeds niet hoe mij dat op Maandag-avond, in vollen, veiligen vrede met je, plotseling heeft kunnen overvallen, en met zulk een woede. Correspondeerde dat met iets bij jou, of is het louter hersenschimmig? Als 't wakende nachtmerries zijn geweest, en niets anders, dan heb je zeker je moeten afvragen of ik gek geworden ben. Gisteravond, mijn jammerende zelf verwenschend, heb ik al je brieven herlezen vanaf October, om mijn euvel op te sporen. Ik heb daarbij gemerkt dat 't toch verschilt van een gewone jaloerschheid. Je coup-de-foudre-vriend b.v., sinds je mij over hem praat, heb ik heel goed mogen lijden. Ik zou 't een ongelukkige, fatale vergissing van je vinden als je nog ooit met hem trouwde. Maar als ik erbij was geweest toen hij die chrysant kocht, zou ik hem gezegd hebben: "doe dat niet, dat voorspelt niks goeds; neem een madeliefje, of een paardebloem, en als er geen in de winkels zijn, dan bloeit er nog wel ergens een op een grasveld, in een park, dat zie je zelfs midden in den winter." Je c-d-f-vriend heeft iets sympathieks voor me, iets gezonds, iets propers (hoewel zwak) en ik zou hem met genoegen de hand geven. Maar van den beginne heb ik S. [Stadlen] niet kunnen luchten. Ik kan hem bepaald niet uitstaan. Precies het tegenovergestelde van je c-d-f-vriend. Wanneer ik S. met je combineer boezemt hij me niet zoozeer jaloerschheid in, als wel afgrijzen, weerzin, associatie met dingen die ik uit den weg ga. Ik walg van hem. Ik haat hem. Het idee S. en jij is me onverdraaglijk. Het stuit me verschrikkelijk tegen de borst. Als je me nu vraagt waarop ik dat baseer dan weet ik je niets te antwoorden. Het is niet mijn redeneerende ik dat zoo oordeelt. Het zijn reacties uit mijn binnenste. Hoe dat te verklaren? Ik laat me gaan op je eigen woorden, werkelijk neutraal, sans parti pris. En alles wat je me zei over S. heeft op mijn binnenste geageerd als een soort van vergif, dat het absoluut niet assimileeren kan, waartegen het zich met afkeer en woede verzet. Mijn binnenste zou je kunnen afstaan (ofschoon met leed) aan je c-d-f-vriend en je daarom niet minder achten; maar het revolteert zich, het wordt er ziek van, wanhopig, wanneer het zich je voorstelt in eenige intimiteit met S. en naast walging voor S., haat tegen S., voelt het de bitterste ontgoocheling tegenover jou. Hoe dat te verklaren? Ik ben er zelf ontdaan van. Het is schijnbaar redeloos. En toch kan het niet zonder reden zijn. Want ik heb je in 't bloed. Ik kàn je niet zeggen tot welken graad je hart van mijn hart werdt. Zoo innig, dat mijn twee vorige brieven mij nog meer smarten dan ze jou misschien smarten, en dat ze me zullen smarten tot ik weet dat je er zelf geen pijn meer van hebt. Je ziet nu hoe 't is met me. Je vraagt je waarschijnlijk hoe dat gegaan zou zijn als we samen geweest waren. O, veel beter. Je zou direct geraden hebben. Ik had me aan je voeten geworpen, wat ik al tien dagen wil doen. Alles ware verhelderd. En nu, liefste? Wat ga je met me doen? Verjaag die wolk van me. Ik weet niet hoe ik 't je zeggen moet. Mijn liefde voor je is mijn alles geworden. Wijs ze niet af. Vergeef me wat er te vergeven is. Doe alsof ik iets van jouw liefde had gewonnen, of nog winnen kan. Zeg me dat ik je weer omhelzen mag.

's middags

Je indrukken als kind van je vader's dirigeeren zijn onbetwistbaar juist. Zij bewijzen je buitengewone muzikaliteit. Niets normaler dan dat je later dikwijls teleurgesteld waart, want niemand dirigeert zijn muziek als hij, dirigeert ze goed. Wanneer Reeser dit niet admitteert begrijpt hij niets van D. In tegenstelling tot alle overige dirigenten die elke muziek van-buiten-af dirigeeren, mimeeren, dirigeerde, en mimeerde D. [Diepenbrock] de muziek van-binnen-uit. Hij sloeg niet de maat, het uiterlijk rythme, doch hij dirigeerde de melodie, het innerlijk rythme. Slechts oppervlakkige ezels, routinisten, konden beweren dat D. geen techniek, métier had als dirigent. Wanneer er desiderata overbleven dan lag dat niet aan D. maar aan het orchest, dat zijn techniek niet had en niet geheel hebben kon omdat D. te zelden met dat orchest werkte. Al zijn schouwburg-uitvoeringen waren perfect van samenspel, van cohesie tusschen dirigent en spelers. En zelfs wanneer het volle orchest hem niet perfect wist te volgen, door te kort aan oefening, dan had toch altijd nog D's directie iets superieurs, origineels, zeldzaams. Ik heb het Concertgebouw-orchest héél wat slordiger hooren rammelen onder leiding van beroepsmaatslaanders als Dopper en Cornelis, onder leiding zelfs van beroemde gast-dirigenten, dan ooit onder leiding van D. Maar D's directie was zeer ongewoon en men heeft nooit aan orchest, publiek en critiek de gelegenheid gegund om eraan te wennen, zich compleet ermee vertrouwd te maken. Hoe gemakkelijk zou 't D. gevallen zijn om het half-dozijn stereotype gebaren der beroepsdirigenten met een greintje variatie te copieeren!! Ik moet ook schrijven over D. als dirigent. Spreekt hij in zijn brieven nergens over de kunst van dirigeeren?

Ik heb het katholicisme van D. altijd gezien in de sfeer van den ouden Alberdingk Thijm. Maar deze visie is zuiver intuïtief. Bestaan daar gegevens over, uit D's jeugd? Heel zijn katholicisme wortelde in zijn jonge jaren. Hoe hebben jullie dat behandeld in je biographie? Ik zou daar graag een paar positieve bescheiden over hebben.

Het kost me ontzaglijk moeite je voor dezen middag vaarwel te zeggen. Oneindigen dank voor wat je me gegeven hebt, geeft, geven wilt, ook al verdient het niet

je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA