MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451115 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 15 november 1945

15 Nov. '45

Lieve Matthijs, er is een heeleboel te antwoorden op je brieven: ik kreeg er gisteren 2 en vanochtend alweer een. Erg gezellig, maar nu zal ik morgen misschien moeten vasten! Ik begin nu maar niet te schrijven, want die andere brieven liggen beneden waar J. les geeft en het is beter als ik ze erbij heb om te antwoorden. Ik wou alleen maar even Lieve Matthijs schrijven nadat ik dien laatsten brief gelezen had. Wat voert die Monnikendam nu weer in Parijs uit? Goedkoop om je de groeten van Hermans te doen. Geen toezegging dus voor een uitvoering van de muziek? Zeg niet dat het je niet kan schelen of het boek betaald wordt. Dat heeft me laatst ook een beetje gehinderd toen je over het erfenisje schreef. Èrgens moet het geld toch vandaan komen: de gratificaties voor Josquin zullen ophouden of al opgehouden zijn, de ondersteuning v.h. Cons. is te weinig, het Parool is een snabbeltje en het boekje betaalt pas in het voorjaar. Wie zit er dan in zorg of je wel genoeg hebt? Ik. Dat je niet weet tot wien je te wenden vind ik een afdoend argument, het andere: dat het je niet interesseert, niet. Ik ben wel streng met je, hè? Als het te erg wordt, zal ik zien me te matigen!

Mooi die hoeveelheid aardappelen! Daar kan je vele maanden mee toe, dunkt me.

's Middags.

Nu de antwoorden. Dat van de vrijheid van gemoedsuiting, die vermindert in een geconsolideerde intimiteit, was niet bedoeld te slaan op een huwelijk van ons. Het was meer een overpeinzing in het algemeen, die me eenigszins somber stemde.

Je hebt het nu heel duidelijk uitgedrukt: jij bent het meest-ascetische en tegelijk het meest sensueele der mogelijker temperamenten. Ik niet. Ik vind er soms iets idioots in dat de menschen in Holland zoo saai zijn dat zelfs in stikdonkere en stampvolle treinen maar zelden het geringste ondernomen wordt. Ik geloof het ten volle, dat je zoo bent als je het beschrijft; doe jij dat met mij ook? Voor sommige sensualiteiten als waarin je me bij kleine doseeringen een soort cursus geeft, ben ik ontoegankelijk. Alle stanken van menschen vind ik vies, om het met name te noemen. Voor die andere beschrijving van tegelijk zintuigelijken en supra-zintuigelijken aard stijger ik niet (schrijf je dat met een ij? ik zie het ineens niet).

Over Jany heeft Bertus erg aardig met J. gepraat. Hij zei: Jany voelt alleen voor de paar menschen die onder geen enkele vlag varen en die menschen gunt hij ook een menschwaardig bestaan, d.w.z. de gelegenheid tot werken en een maecenas. Dat is de naam dien hij je geeft, denk je niet? Ik heb je, dunkt me, na dien brief over Jany, geen impuls meer gegeven om aan Pom te schrijven. Deed je het? Reeser is zeker niet gefroisseerd over een brief. Nee, het zit 'em in de kwestie van de lyriek en de wetenschappelijkheid. Verschillende van jouw beweringen zijn niet wetenschappelijk houdbaar. Dat maakt je hem verdacht. Maar aan de andere kant benijdt hij de lyriek en de creativiteit. Hij is geheel oncreatief, hij heeft wel persoonlijkheid, wel eigen gedachten, maar dat is nog iets anders als creatief te zijn. (Bij Thea dito dito.) Verder moet hij gerangschikt worden onder de menschen zonder gebaar. Ik verdeel de menschen in degenen mèt en zonder gebaar. En die zonder gebaar houden altijd rancune jegens die met. Ik ken er vele hier in Holland zonder. Die zitten allemaal met zichzelf in de knoop. Ze leven ascetisch, in het geheel niet omdat hun autocratische ik het hun zegt, maar hun redeneerende ik en hun gebaarloosheid! Wat vind jij van deze verdeeling der menschheid?

Akelig van Roland. Hoe ben je nu aan het geld gekomen voor het hout? Hoe je hier zou moeten leven, waar alles zoo netjes is, waar iedereen in een net huisje of op een nette kamer woont met nette kleeren aan – daar heb ik ook geen voorstelling van. Àls je hier kwam, zou je toch je bezittingen daar moeten opslaan, vind ik. Het is toch te gek om al je boeken kwijt te zijn. En die vleugel, is die van jou? of was die van A.? Ik vind het erg aardig van je dochter dat ze mee zou willen. Jullie bent zeker in dit jaar dichter bij elkaar gekomen?

Het artikel van Moeder zal ik je eens sturen (hangt van den beschikbaren tijd af.) Het origineel is er niet meer.

Over Peter Stadlen, den pianist, een andere keer. Hij komt in Dec. hier spelen. Ben benieuwd hoe het dan zal zijn tusschen ons. Hij heeft in Londen een blonde vriendin, maar dat heeft niet veel te beteekenen.

Moet ik je nòg meer schrijven? Liefje, dat kan eenvoudig niet. Dat was goed in Weenen, toen ik nog geen mensch in de maatschappij was en mijn tijd min of meer gebruiken kon zooals ik zelf wilde. Maar ik sla heusch niets over wat eenigszins zin heeft voor je om te weten.

Net klaar vóór dat stomme kind van de fis – f! Ik geef je de hand voor de sarabande, maar schrik niet, mijn handen zijn werkelijk uitgesproken leelijk, hoogstens goeiïg. Zullen we na de sarabande tot een gewaagder dansje overgaan? (De tegenwoordige menschen, die allemaal veel dansen, kùnnen niet zoo zijn als jij, want die contacten man-vrouw zijn dus zoo veelvoudig in hun leven.) Da-ag, je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA