MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451110 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 10 november 1945

Louveciennes

10 nov. 1945

Lieve Thea,

die mij doordringt als de regen dat spinneweb voor mijn venster, nee, liefste, als de dauw een spinrag in de zomer-morgens.

Vannacht (Vrijdag op Zaterdag), tegen alle gewoonte in, reeds wakker geworden te half-twee. Wilde weer inslapen, want ik dacht: het is veel te vroeg om al te beginnen met een mijmering voor den dag. Plotseling bevangen door je werkelijke tegenwoordigheid. Maar geen beeld van je. Loutere stroom, doorstrooming. Voortdurende opwellingen van de hoogste, de lichtste, de zaligste euphorie. Wat men "geluk" noemt. Tegelijk physisch en psychisch. Trok herhaaldelijk mijn schouders samen in het zuiverste, heerlijkste welbehagen. Hoewel er geen beeld was van je, had ik op een moment met de opperste duidelijkheid de tactiele gewaarwording dat mijn vingers de huid raakten van je dij. Met een supreem verlangen, maar dat in-zich-zelf supreme voldoening was, en geen bevrediging vroeg. Als een volmaakte melodie, welke nergens eindigde, altijd wéér begon, en altijd nieuw, en altijd warm, altijd egaal in haar verrukking. Meende je één keer te hooren zeggen, met zulk een vervoerende zachtheid dat ik mij juichend uit de wolken had willen neerstorten: o Thijs. – Meer niet. Dat duurde tot vier uur, en die uren verliepen als enkele seconden. Toen viel ik weer in een rustigen slaap. Het was mijn tweede liefdesnacht met je. Zonder vermoeienis. In een ruischenden klank van adoratie en dankbaarheid, waarvan men nimmer, nimmer zou willen scheiden. Soms zei ik: o Thea.

Ik zeg je precies gelijk het was in zijn onbeschrijflijkheid. Ik verzin niets. Verkort, resumeer alles, omdat ik bang ben je hoofdpijn te bezorgen! Geen zweem van autosuggestie in deze scène, want ik begeerde niets, ik begeerde zelfs niet jou. Tegelijk zintuigelijk (sensueel) en supra-zintuigelijk. Gaat er iets boven? Wij zouden dat moeten toetsen aan de werkelijkheid! Zij daagt mij uit. Gedachte telt pas, geest is pas tevreden wanneer hij zich realiseert in een lichaam, – met jou.

Eigenaardig: den avond te voren had ik met een uit mijn binnenste oprijzende onstuimigheid nog Anny aangeroepen. Of zij mij?? Dat weet ik niet. Er gaan nog altijd machtige golven van mij uit naar Anny, of van haar naar mij. Zij zijn enkel-psychisch. Na 24 Juli schijnt zij mij physisch niet meer te kunnen of niet meer te willen naderen. Ze werden ook veel harmonischer; ze storen mij niet meer in mijn liefde voor jou. Maar alles gebeurt alsof zij een innerlijke verbinding wil handhaven en zelfs wil doen prevaleeren, alsof zij, gelijk de Oosterlingen zeggen, "première épouse" wil blijven! Hierin kan natuurlijk verbeelding zijn van mijn kant. Doch wat denk jij daarvan? Ik mag je dat niet verzwijgen, dunkt me. Zou dat jouw liefde kunnen storen?

Nog enkele notities bij je brieven:

Merkwaardig die vraag van je: "Zou ik van hem houden als hij niet van mij hield?" Dat is altijd een decisief criterium. Wat heb je erop geantwoord?

Je schijnt te veronderstellen dat ik achter dat "Je n'en ai pas envie" mijn gemoedsbeweging trachtte te verbergen voor Anny. Iets dergelijks was onmogelijk met haar! Zij wist nog duidelijker hoe zij zulk een culmineerenden en verscholen wensch interpreteeren moest dan wanneer ik hem rondweg geuit had. Zij gaf trouwens de voorkeur aan indirecte gedachte-wisselingen boven directe. Ik verkies verreweg de directe. (Daarmee kan men zich ten minste niet vergissen!) Als ik haar vroeg: "houdt je van me?" antwoordde zij me onveranderlijk: "Dat moet je maar raden!" Ik had veel liever gehoord ja of nee!

A l'instant ma fille vient me dire bonjour pour sortir. Elle regarde en biais ma lettre tandis qu'elle met ses gants, et voit le titre Lieve Thea. Elle sourit mystérieusement et gentiment, d'un air entendu. Je lui demande: Pourquoi est-ce que tu ris comme ça? Elle me répond: Pourquoi est-ce que toi tu ris comme ça? – !! – Elle comprend tout. Cela irait très bien avec elle; sans aucun sentiment discordant. Elle n'est pas comme tout le monde. Elle m'a dit qu'elle t'aime bien. Un jour, une de tes lettres n'était pas suffisamment affranchie. En me souriant elle me dit: Tiens, tiens, Thea commence d'avoir des distractions! – C'était ta première lettre d'amour (si j'ose dire) du 3 oct. – Elle voudrait m'accompagner au Pays-Bas, si je vais là. Elle "a assez de la France." Qu'est-ce que tu en dirais??

Dat plaatst me opeens voor het onmogelijke mijner situatie. Het probleem stelt zich zóó voor mij: om hier te vertrekken zou ik alles moeten verkoopen en kom in Holland aan met niets. Even rijk en arm als toen ik op mijn 18de jaar naar Amsterdam ging. Heb zelfs geen kleeren! Al wat ik bezat is tijdens de oorlogsjaren versleten door de twee jongens. De droomen die ik met jou doe kan ik verwezenlijken. Maar hoe die andere moeilijkheden op te lossen?

Ik wacht nog op een impuls om Pom te schrijven. Heb het gevoel dat die uit een van je volgende brieven kan komen. Nooit kan ik iets aanvangen zonder impuls. Hij is mijn eenige zekerheid, vastigheid in 't leven. Een commando uit mijn binnenste. Dat maakt me tot de vastberadenste, de onwrikbaarste der menschen.

Grappig dat dichtertje van je in Weenen. Maar grappig ook van jou dat jij je zoo gemakkelijk en graag in zijn keuken zaagt! Ik zie je daar heelemaal niet. De keuken ontbreekt aan mijn kleuren-spectrum. En toch heb ik Anny ons gansche leven elken morgen haar thee en boterham op haar bed gebracht!

Ik zou wel gaarne dat artikel van je moeder willen lezen; zoo mogelijk het origineel en de definitieve versie. Kan dat? Zij noemde mij Matthijs of Thijs; soms Matthieu, doch dat hoorde ik liever niet omdat ik zoo heette in mijn jeugd, en dat geeft me nog altijd een pijnlijke steek, als een oude wonde; kinderachtig, maar niets aan te doen. Mon âme a trop souffert pendant ma jeunesse. Ik noemde haar Elsa. Weet je dat 't eerste gedicht waarop ik muziek schreef van haar was? On ne passe pas, onder den pseudoniem Victor Lejeune. Het werd gepubliceerd in de Nieuwe Amsterdammer. Eén keer heb ik een feuilleton van haar over Mengelberg in de Telegraaf gepubliceerd onder mijn naam. Het opende mijn campagne tegen Mengelberg en het Concertgebouw, welke drie jaren geduurd heeft en die ik gewonnen zou hebben wanneer Evert Cornelis niet een mediocriteit geweest was. – Toen ik over de gedaante sprak waarin je haar niet gekend hebt bedoelde ik voornamelijk haar onbuigzame, paganistische, anti-katholieke geestesgesteldheid.

Wat waren jouw "zwaarwegende bezwaren" om te trouwen met je Weenschen pianist? Kun je ze me zeggen? Misschien kan ik ervan leeren.

Ik zou graag hebben dat je me altijd schreeft, en dat je me alles schreeft, zooals je vroeger schreeft aan je moeder.

Weet je dat je moeder ons in den zomer 1939 een briefje schreef waarin zij jullie beiden om zoo te zeggen onder onze hoede stelde? Ik weet niet meer aan wie het briefje geadresseerd was: aan Anny of aan mij? Ik vond dat roerend en raadselachtig. Te meer omdat ikzelf veel meer het gevoel altijd heb van onder hoede te willen zijn. Ik heb na Anny's dood dit briefje nog gezocht onder haar papieren doch niets gevonden. (In 't voorjaar had zij veel verbrand.)

Zie-zoo. Alles, geloof ik, is beantwoord.

Met mijn "voorstudies" voor mijn tweede hoofdstuk ben ik zoo goed als gereed en kan beginnen te schrijven.

Al het liefelijke van dezen nacht leg ik ditmaal in het langzame teeken dat ik van je oogen maak naar je lippen;

liefste,

je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA