MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451105 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 5 november 1945

Louveciennes

5 Nov. 1945

Lieve Thea, mijn zon in dezen mist

waar een woud-duif koert.

(Heb je dat ooit gehoord: het zachte koeren der woud-duif in dat roerlooze en afstandlooze wit?)

Vanochtend ontbeten met de katten. Zij zaten in een halven kring om mijn bord, en hadden honger, evenals ik. Terwijl ik at moest ik voor elk hunner boterhammetjes maken van broodkorsten. Ik wachtte op je brief, de bode was lang over tijd, de bus bleef leeg... en ik heb mijn geduld bewaard! Eindelijk tegen de poort en door den nevel een blanke lichtvlek. Jij! Twee tegelijk; van 27 tot 30 oct.

Hoe lief van je dat je me bleef schrijven terwijl ik zweeg. Ik verwijt me die dagen van stilte. Gelukkig dat mijn brieven nu weer dagelijks bij je "regenen". Maar die afwezigheid van me heeft tenminste één goeden kant: Je hart popelt gelijk het mijne. Dat is duidelijk, schijnt me. Maar ik laat me veel meer gaan! Twee kussen op mijn wang is goed; doch lang niet genoeg. Ik ben reeds veel verder. Pas als ik zie dat jij gelokt wordt naar me zal ik begrijpen hoe jij me kunt lokken met zulk een macht. Te lezen van je dat iets je bij mij lokt vervoert me als muziek. Als een geestelijk en lichamelijke muziek. Ik zou willen dat het contact ook dubbel was bij jou. Probeer al je gewaarwordingen eens te analyseeren; uitvoerig; zonder "slag om den arm"; zonder je te verweren; je mag zelfs "leelijke" woorden gebruiken! Laat me alles van je weten. Ik moet je heelemaal kennen, en jij mij. Ik zal lang zoo "zwaar" niet meer zijn wanneer ik ons geheel vrij voel, ultra-intiem tegenover elkaar; zoo één, zoo samengesmolten-één, dat alles van elkaar ons goed is, omdat het van jou komt, omdat het van mij komt, en omdat het van de liefde komt. Veronderstel bij mij dus niets meer tegen de liefde. Veronderstel b.v. niet dat ik "geïrriteerd" was wijl jij je liet "matthijsen"! Dat is niet waar. Integendeel. Ik was gestimuleerd! Ik voelde je in mijn armen. Tegen mij aan. Ik voelde je borsten. Zooals ik ze nu voel, terwijl ik dit schrijf. Ik wilde je! Zooals ik je nu wil. Ben je daar bang voor? Wees gerust bang. Je zult altijd met me kunnen doen naar je genoegen, naar je verkiezing, omdat het van jou komt. Ben je er nièt bang voor? Mag ik je borsten liefkoozen, en de geheele Thea, gelijk op die Zondag-morgen? Des te beter. Omdat het van jou komt, van mij, van de liefde, die dubbele muziek, die hoogste van alle "dankbaarheden". Vind je me overmoedig? Het is wellicht vermetel van me om je aldus te spreken, zoo "zeker van mijn zaak"! Ik accepteer dat risico. Maar jij, twijfel niet aan wat je (misschien, waarschijnlijk) nog niet kent!

Ik had dezen morgen willen trachten na te sporen en te ontdekken hetgeen nog niemand weet: het ontstaan der "toonladder" bij de vroegste oorsprongen van den mensch! Ik moet dat weten voor "mijn boekje". De "Princiepen der Europeesche muziek" zullen een synthetisch overzicht geven onzer kunst vanaf haar eersten aanvang, en uit de lijnen harer ontwikkeling concludeeren wat natuurlijkerwijze haar toekomst zal zijn tot ongeveer het jaar 2000! Ik ben goed begonnen. Bij de schepping der wereld, als het eerste dier de stilte verbreekt met een geluid. Heb je ooit je verplaatst naar dat moment? Ontzagwekkend. Nu moet ik verder zien te raken. Moeilijk maar interessant. Dat is voor straks. Voor vanavond; met jou. Eerst wil ik je antwoorden, anders kom ik achter!

Je hebt gelijk: zeker zou ik nu niet meer redeneeren als toen; ik zei het je reeds: de fout is verdedigbaar, doch de fout blijft. Hoe echter kon ik destijds dat inzicht bezitten? Ik heb 't me langzaam moeten verwerven. Kon ik zelfs ontsnappen aan die soort van hinderlaag? Moest alles niet zijn gelijk het geweest is? Dikwijls heb ik tot Anny gezegd: "Waarom ben je niet een jaar éér gekomen?" Waarom was dat niet, waarom kon dat niet? Menigmaal ook heb ik tot Anny gezegd: "Als ik E. niet ontmoet had zou ik waarschijnlijk voor jou ontoegankelijk zijn gebleven." Je hebt dat zeer juist gezien. E. had iets mysterieus revolutionneerends voor me, dat ik tot haar toe nimmer in een vrouw aantrof en dat ik nimmer wellicht zou hebben aangetroffen. Ik had wonderbaarlijk sterk en wijs moeten zijn om mij te kunnen verdedigen tegen dien storm. Ik was het niet. Overigens: bij het begin van een schielijken orkaan redeneert men niet. Men wordt meegesleurd. Men is blij, later, dat men redeneeren kan, koud en koelbloedig. Men is blij, later, te kunnen vaststellen, dat zich, over ons-zelven heen, een zekere gerechtigheid voltrok, en dat men een instrument was van het recht, en géén onverdedigbaar, géén onredelijk, géén onlogisch instrument. Want E. had recht op wat ik haar onverschrokken beloofde en gaf: één jaar geluk. Zij had daar volle recht op, al ware het ten koste van een fout. Dat is onloochenbaar. Dat is ook het geheimzinnige. Natuurlijk zag ik dat toen niet. En toch gebeurde het. En toch kreeg zij haar volle recht. Om te huiveren voor deze "mystieke mechaniek der menschelijke verhoudingen". Want waarom moest Anny daarvoor boeten? Ik heb dat nog niet kunnen ontsluieren. Ik weet alleen, en met groote zekerheid, dat zij mij goed-gezind is, ondanks die boete. En niet enkel haar sterven, tot in de geringste bijzonderheden, was boete, maar ook haar leven, in zoverre het haar steeds gepijnigd heeft dat zij mij ondanks haar totale liefde het essentieele niet vermocht te geven wat zij mij schonk na haar dood. Je kent het nu dat essentieele: son beau secret, dat innerlijk licht, en die onwrikbare vreugde door dat innerlijk licht. Maar dit is voor mij het zonderlingste: Als ik alles nauwgezet naga en streng weeg kom ik tot de conclusie dat al haar boete vermeden had kunnen worden. Want ook ik (en je ziet dit wederom zeer juist) wilde een meesterwerk met haar maken. Dat vergde een onvoorwaardelijk en onwankelbaar vertrouwen in mijn eens gegeven woord. Wanneer zij in mijn liefde, in mijn trouw datzelfde onverzettelijke geloof bezeten had, dat zij toonde voor mijn muziek, dan ware elke boete haar bespaard gebleven. Het was echter bijna onmogelijk-acrobatisch wat ik in 1917 deed en vergde. Het ging boven haar kracht. Het bleef haar zwakheid, welke èn bij haar èn bij mij ten deele mislukken deed wat wij wilden verwerkelijken. Het was ontstellend moeilijk voor Anny, want tot in de zomer 1918 schreef E. mij, en soms wierp zij door ons geopende raam een zak koffie, waarin zij mij proviandeerde! Anny kreeg toen een wonde die nooit geheel genas. Het lag echter slechts aan haar om die wonde te vermijden: het volstrekte geloof. Maar dat mocht niet. Er moest boete zijn. Tot de laatste dag dezer boete son beau secret bewaard te hebben, die glimlach van ons afscheid, en wat zij me gaf na haar dood, en wat zij me nog blijft geven, – ziedaar toch nog haar meesterwerk.

Ja, ik heb in 1918 dikwijls gedacht aan wat de arme E. moest lijden. Maar hoe zou ik je kunnen bewijzen dat ik haar emissies opving? Daar bestaan nog geen instrumenten voor. Ik kon dit enkel controleeren in mezelf en aan de reacties van Anny. Heb je ooit vernomen wat E. gedaan heeft met den ring welken ik haar gaf? Den ring die zij mij schonk (een "chevalière" met mijn initialen – zij spelde die als Matthieu Vainqueur! –) gaf ik pas verleden jaar October aan mijn dochter, zonder haar de herkomst ervan te vertellen. Ik stond bij haar in de schuld, zij verkocht hem, en er zijn o.a. Missen voor gelezen, hetgeen mij nog 't beste leek wat ik ermee doen kon. Mijn brieven, en haar brieven, welke ik haar terugzond op haar eigen verzoek, heeft zij vermoedelijk verbrand? Neen, neen, dat ééne jaar geluk, dat ik haar gaf, wat het ons drieën, A. E. en mij, ook gekost heeft, het spijt mij niet, en alles overschouwend verheugt het mij dat instrument geweest te zijn van het lot, van een après tout goed en genadig lot.

In dat Jannus en Drika klinkt het heele oude Brabant. Met zijn blauwe voorschoten en andere blauwe kleeren waarvan Vincent van Gogh zooveel hield. Ken je zijn brieven? Hij heeft gewoond in Nuenen, een paar kilometer van mijn geboorte-plaats Helmond. Nog een van mijn psychische half-broers. Maar zij wonen allen in 't verleden. Ik heb er nog geen gevonden in de tegenwoordigen tijd. Quelle misère, quelle solitude,

s'il n'y avait pas

cette lumière.

Zeer benieuwd naar je volgende brieven en naar je echo's op mijn groot epistel van Allerheiligen-Allerzielen.

je

Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA