MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451103 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 3-4 november 1945

3 November '45

Lieve Matthijs, het is reuze jammer dat je verhandeling vanmiddag niet gekomen is, ik had er vandaag en morgen een beetje tijd voor gehad, terwijl ik het a.s. week bezeten druk heb. (Sta me bij met je gedachten, anders weet ik nièt hoe ik er doorheen kom door die rotweek!) Joanna is de stad uit en hoewel ik daardoor van één kant wat meer te doen heb, spaart het toch ook tijd uit, omdat alle afsprekerijen en praterijen onder de maaltijden vervallen. Ik had vanavond mooi een paar uurtjes kunnen lezen en had dan meteen gezelschap gehad. Heb je er een week over geschreven? Ik ben erg benieuwd.

Ons feestje is heel leuk geweest. Ikzelf ben er maar kort bij geweest, omdat ik nog naar een concert moest voor de krant, en ik heb daardoor Pom ook niet kunnen spreken over jou. We stonden wel even samen in een kringetje menschen, maar ik kon er toen niet over beginnen. Met Jany heb ik het er wel over gehad, hij begon er zelf over en het viel me van hem mee dat hij er blijkbaar zijn gedachten over wilde laten gaan, er is toch een trouwe genegenheid blijkbaar in hem. Hij stelt je dikwijls menschelijk zóó teleur, dat dit weer meeviel. Hij wist natuurlijk ook geen baantje. Je had dat gebaar moeten zìen, als wijzend naar "den voortijd", toen hij je citeerde over het "explosief"! Het is een heel gewoon gebaar van hem: met zijn rechterhand zoo ergens naar rechts, een zekere bestemdheid voorwendend en toch heel onbestemd – zoo Jany-achtig, dat ik het leuk vond. Had je gesproken van een maecenas? Waar zouden we dien vandaan moeten halen? Met Pom had hij het erover gehad, zei hij, en hij had den secr.-gen. van K. en W., Reinink, den man, die op het oogenblik alles te zeggen heeft in zake zulke baantjes, ervoor geïnteresseerd, of ervoor willen interesseeren – dat is me niet heelemaal duidelijk geworden. Hij had met R. geluncht met een Amerikaan erbij en toen hij bij het afscheid de gelegenheid had willen benutten om R. alleen te spreken, was deze afgehaald door een Engelschman, met wien hij weer ergens anders heen moest. Nu is Joanna vandaag en morgen met dien zelfden R. op het pad, maar eerlijk gezegd verwacht ìk van dien kant niets. Want je begrijpt, die man wordt van vroeg tot laat over baantjes aan zijn hoofd gezeurd en er zijn minstens 10x zooveel gegadigden dan sinecures. Ik verwacht van Pom nog eerder iets. Paul F. heeft tegen J. gezegd, dat het Parool op je voorstel niet in kon gaan. Heeft hij je al geschreven en heb jij aan Pom geschreven?

Dat "je n'en ai pas envie" zit nog in me door te werken. Je hebt dus àlle bekoring, die niet in A. geïncarneerd was, afgewezen; aan een uiterste sensitiviteit heb je een uiterst ascetisme gepaard. Uit zelfbehoud waarschijnlijk. Wat een geluk dat het met A. zoo'n compleet bestaan was; anders had dat ascetisme een verarming kunnen beteekenen. Want je kunt nu zelf nog zoo rijk zijn, en nog zoo vol, ergens vandaan moet je toch altijd gevoed worden. Weet je wat me in dat zinnetje ook een beetje dwars zit? Dat je je met een dergelijk pantser niet omgorden zou, vermoed ik, in een situatie als de onze nu, in den eersten bloei van een groote intimiteit dus, en dat, wanneer zoo'n intimiteit geconsolideerd is in een huwelijk, die vrijheid in de uitingen van het gemoed weer teloor gaat. Het onwerkelijke, dat wij nu beleven, kan niet bestendigd worden, Matthijs. In theorie kan ik erover treuren; in de praktijk is het beter om maar van het mooie te genieten zoolang het er is.

Zal ik je nog een wauwel-verhaaltje vertellen? Ik denk daaraan door "en jij bij dat houtvuur". Een vriendje van me gebruikte eens dien zelfden vorm: "und die Küche ganz weiss und Sie darin". Dit klinkt heel wat realistischer en toch was die jongen een dichtertje, iets zoo droomerigs, dat ik nooit geweten heb wat er in hem omging. Ik was op een bal in Weenen en daar kwam een jongen op me af zoo zacht glimlachend, dat ik dacht: we hebben elkaar zeker al eens meer ontmoet. Maar onder het dansen merkte ik wel dat dat niet het geval was. Na dien dans kwam een souper, dat ik met een ander had en daarna zat ik vast aan een vervelenden man, waar ik heelemaal geen zin in had, en toen heb ik iets geks gedaan: ik ben naar de hall van dat hotel gegaan en heb een hoestbui voorgewend. Ik verwachtte dat het vriendje van daarstraks komen zou en dat deed hij ook! Daarna heeft hij me niet meer losgelaten en op een goed moment zaten we ergens alleen op een bankje en toen sprak hij over het Schloss dat we bewonen zouden, en de eetkamer moest zoo zijn und die Küche ganz weiss und Sie darin. Dat kwam heelemaal zoomaar, zonder eenige inleiding, we hadden heel weinig gepraat en dit kwam uit een wonderlijke droomwereld heraus. Het heeft misschien voor een ander heelemaal geen bekoring, als ik het zoo vertel, maar ik denk er met een zekere teederheid aan terug. Die jongen is volkomen uit mijn gezichtskring verdwenen nadat ik uit Weenen weg was. We hadden nog een afspraak in Salzburg (waar J. en ik Don Giovanni zouden gaan zien), maar daar is hij niet verschenen en ik heb nooit taal of teeken meer van hem gehoord. Dat heeft me toen wel verdriet gedaan. J. zei dat het een jongen van niets was en dat ik domweg verliefd was op zijn mooie oogen, maar dat was toch niet waar, want toen Engeljan eens op een dag kiekjes bij ons zat te bekijken, zoomaar zoo'n beetje zat te bladeren, zei hij opeens: "wie is dat? dat is een dichtertje". Grappig hè?

Ik moet naar bed; en als jij nou ook naar bed zou gaan voor mijn plezier, dan hèb ik daar toch niet aan, want hoe graat ìk me ook schik naar een ander, van mijn kant heb ik niet graag dat een ander zich naar mij schikt – ik zou willen dat hij net zoo was als ik (wat een onzinnige wensch is). Zeg niet dat het in-liefde-zich-schikken gelijk is aan het net-zoo-zijn. Dat is niet waar. Het resultaat is à peu près gelijk, maar dat is me niet genoeg. Een vervelende zeurpiet ben ik, hè? (O nee, ik mag me niet afkammen.) Ik dacht nog over je vraag van te komen tegen Kerstmis. Heb je eraan gedacht dat dat toch vreeselijk moeilijk voor je dochter zou zijn? Akelig, pijnlijk, irritant, geloof je niet? Minnende paren zijn toch al altijd onuitstaanbaar; maar al is zij nog zoo welwillend, jou in een nieuw geluk te zien, [het] lijkt me toch alleronaangenaamst voor haar, lijkt je ook niet? Het is maar in het abstracte dat ik het bespreek – ik kan echt niet komen –, maar ik vind het een vreeselijk gevaar om zelfzuchtig te worden. Ik ben zoo, dat ik liever jou verdriet zou doen dan haar, omdat er bij ons toch al zooveel tegenover staat.

Donderdagnacht ben ik erg met je bezet geweest? Lag dat aan mij? Kwam het door je brief, dien ik 's middags gekregen had? Of waren het "emissies" van jou? Ik geloof dat ik daar heelemaal niet gevoelig voor ben. Ik heb het nooit gecontroleerd. Àls je er gevoelig voor bent, zijn 500 K.M. geen beletsel, denk ik. Dat herinnert me aan jou op het grasveld, Aug. '39 en aan wat je schreef over de gedaante waarin jij Moeder gekend had en misschien niemand anders. Je bedoelt zeker haar hartstochtelijke gedaante. Nee, in den vorm waarin jij die gekend hebt, heb ik haar niet gekend, allicht, maar Moeder's hartstochtelijke aard kwam toch ieder oogenblik naar voren. Zij kon zich ontzaglijk opwinden; en ik heb haar ook nog gezien in een groote vervuldheid met dien pianist, waarover ik schreef. Zij begreep mijn zwaarwegende bezwaren om zijn vrouw te worden, maar toen zij stierf, had zij toch wel de illusie dat ik het nog eens zou doen en gedurende die 1½ jaar dat wij hem kenden, was zij zoo vervuld van hem (ik weet er geen ander woord voor) dat dat niet anders dan een vorm van hartstocht genoemd kan worden. Ken jij eigenlijk het artikel dat Moeder over Pappie geschreven heeft in '28, naar aanleiding van artikelen van Pijper en van Hol? Waarschijnlijk niet. Het is een uitstekend artikel, maar het is pas zoo goed geworden toen ik alle ongecontroleerde hartstocht eruit gewerkt had. Dat heeft ons heele moeilijke oogenblikken gekost: oorspronkelijk was het heel hartstochtelijk en bij de gesprekken erover was zij ook heftig bewogen. Het verbaast me nog achteraf, dat zij onzen raad toch vroeg en het niet zonder onze instemming wilde publiceeren (het gebeurde op mijn instigatie, dat is waar), want wij waren toch nog maar blagen.

Foei, wat heb ik nog weer doorgezeurd! "Zul je tijd en geduld hebben om het te lezen"? Ik lees je "snelle driehoek" nog eens over en maak me uit de voeten...

Zondag

O, over het bij elkaar hooren: ik aan de piano je litanie overdenkend – ik vrees, ik vrees... Dan zou de sfeer anders moeten zijn, niet zoo'n werksfeer, meer een Louveciennes-sfeer misschien. (Staat de vleugel anders, naar het licht gekeerd? In '39 stond hij met de klaviatuur naar je schrijftafel toe.) In Sept. '44 was de tijd daar gunstig voor geweest. Toen moesten we van de Moffen om 8 uur binnen zijn en we hadden nog licht en geen telefoon meer. Na 8-en heerschte er dus volkomen rust. Ik speelde dan dikwijls, Joanna zat erbij te stoppen en dan kon ik soms werkelijk mooi spelen. Ik had toen een lyrische gesteldheid over me. Sindsdien is die weer zoek. Er moèt altijd iets, je moet gauw die of die moeilijke plek studeeren omdat je hem er anders niet in krijgt of je moet naar de telefoon rennen of weet ik veel, een onmogelijk leven eigenlijk.

Matthijs, wat zei Moeder tegen je: Matthijs of Thijs, of nog iets anders? En wat zei jij tegen haar? Wat knap was dat van jullie toen bij Stokvis, dat u-zeggen! Moeder deed het virtuoos ook onder dat koffie-drinken bij ons.

Om op dien maecenas terug te komen – het gemakkelijkste zou zijn als ik dat kon zijn. Maar sinds we T. Cécile's toelage missen en we alles bij elkaar moeten verdienen en sinds de belasting zoo hoog is dat ik het heele jaar voor de Staat les geef en sinds de huisconcerten zijn opgehouden, is het bij ons krap geworden. Jany zou natuurlijk best wat kunnen missen, zijn liefjes kosten hem ook aardig wat, maar bepaald iemand onderhouden is toch weer wat anders. Ik ben benieuwd wat Pom antwoordt.

Dag liefste, ik wensch je goeden morgen en een goeden middag en een goeden avond. Je bent heel veel bij me en ik bij jou.

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA