MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451023a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 23 oktober 1945

23 Oct. 1945

Lieve Matthijs, om je minder lang te laten wachten op mijn antwoord, heeft de post er vlugger over gedaan: ik kreeg, na vanochtend je brief van Donderdag, vanmiddag die van Vrijdag èn van Zaterdag, de laatste regel van de litanie.

Het zou gemakkelijk voor me zijn nu te zeggen: "als je het zóó hebben wilt, dan zal ik me daaraan houden." Voor mij is immers intieme-vrienden-zijn de heerlijkste vorm: Maar ik ben tot nu toe altijd eerlijk geweest en moet dat nu ook zijn. En ik moet je er daarom op wijzen dat je een onjuiste consequentie getrokken hebt en, geloof ik, twee dingen te veel dooreen geweven hebt. Die twee dingen zijn: "de gave van haar leven" en "je t'aimerai toujours". Die gave van haar leven verwerp je niet en laat je niet onbeantwoord als je mij lief hebt, het tegendeel is waar: zij heeft dat offer gebracht niet opdat je er niets mee doen zou. Maar de woorden die je tot haar sprak, die je voor altijd geldig wilt doen zijn, dat is heel iets anders, dat is iets dat eigenlijk met mijn socratische ondervraging niet eens te maken heeft. Hoogstens zou je hiertegen kunnen inbrengen, dat je toen nog niet wist welk offer zij voor je gebracht had en dat je dus niet wist wat je zei. Het meesterwerk is misschien wel verstoord geworden; ik ontkende dat in eèn van mijn brieven (toen ik de "zekere fataliteit" uitlegde), maar volgens de allerstrengste norm is dat toch waarschijnlijk wel waar. Als je dàarvoor wilt boeten, dan doe je iets wat diep en mooi is. Het andere: "het zou monsterachtig van mij zijn wanneer ik die gave van haar leven verwierp, onbeantwoord liet", lijkt me onjuist. Maar als jij zou boeten, is het billijk dat ik dat ook zou doen, want ik heb dan toch ook, volgens dien allerstrengsten maatstaf, meegewerkt aan de verstoring van het meesterwerk. Hoe doen we dat? – want wat voor jou boete is, is het voor mij niet.

Ik kan nu niet terugkeeren tot je vorigen brief. Wat zei je als Anny zei: "Thea is je vrouw"? Hoe beschouw je het "sans appauvrir le mari"? Is het misschien heelemaal niet waar dat zij om die zwenking naar mij toe (die toch in Dec. 39 al lang weer verdwenen geweest moet zijn) het surplus aan Josquin gegeven heeft? Hebben we er misschien allebei tè veel roman van gemaakt, ik ook, toen ik die sensatie had van: "zij heeft zich dus toch uitgewischt"?

Over Pappie ben ik het niet met je eens. Hij haarkloofde niet, integendeel, hij heeft het te weinig gedaan, hij volstond er mee met tegen Jo te zeggen: "het leven is een duistere zaak." Hij liet het maar gebeuren. Hij voelde zich weerloos in het leven en schoof het denken over de moeilijkheden maar van zich af. Hij leefde heel weinig bewust. Daarin verschil ik heel erg van hem, maar daarom zal er bij mij ook nooit een noot uitkomen, omdat ik geen on-bewustzijn heb.

Over den Weenschen vriend ben ik het eens: inderdaad, "niets verplichtte hem". Maar dat neemt niet weg, dat ik hem leelijk behandeld heb, hem verdriet gedaan heb; die schuld blijft. Ik vraag me af, of hij dood is: het is nu meer dan een jaar geleden dat ik het laatst van hem hoorde. Eerst was het uitblijven van bericht begrijpelijk door den oorlog in Holland, maar nu wordt het vreemd.

Je kunt het probeeren met Dresden; ik vermoed dat eén van de leeraren de bibliotheek behartigt. Schrijf hem maar. – Heel veel liefs en heel veel hartelijks en heel veel goeds en heel veel mededoogends (wat houdt dat eigenlijk in?) van je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA