MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451015 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 15 oktober 1945

15 Oct. '45

Lieve Matthijs, die gedachte van je dat je nog zou moeten boeten voor je fout, is heel mooi. Ik weet alleen niet of het in werkelijkheid ook zal moeten gebeuren, want ten eerste is misschien de bereidheid ertoe al zoenoffer genoeg en ten tweede: is het wel waar dat alleen Anny geboet heeft en jij niet? Niet op het terrein van de liefde heb jij geboet, maar wel elders, want, zooals je laatst ook schreef, het verlaten van Pappie's sfeer is toch een ramp voor je geweest. En dat hing toch allemaal samen, want Anny mag je geïsoleerd hebben, maar ze zou toch niet van je gevergd hebben dat je met Pappie brak, als er nog kans op correspondentie geweest was b.v. Ik bedoel, deze ramp is niet aan Anny te wijten, maar aan jezelf en je hebt dus wel, zij het dan ook onbewust, geboet.

Maar als het werkelijk zoo is als je overwoog: dat A. je de fout, die zij vermoedde, nooit vergeven zou hebben, d.w.z. dat die fout, ondanks de 12 jaar overtuigende bewijzen, het haar onmogelijk gemaakt heeft om volledig vertrouwen in je te hebben, dan vind ik dat een groote fout van haar. Haar vader heeft haar in dat opzicht bedorven, zeg je, maat het is toch te gek dat, als je een man van 30 jaar trouwt, je van hem verwacht dat hij maagdelijk zou zijn. Het zou toch zelfs heel goed mogelijk geweest zijn dat je de eene of andere werkelijke liefde gehad had vóór haar. Het monogame is toch iets wat we ons om zedelijke en maatschappelijke overwegingen aanleeren, het is toch geen natuurwet. Anny had toch zelf die liefde voor dien officier achter den rug. Of liet zij dat wèl gelden en niet een avontuur, dat toch ook niet zoomaar een avontuur was? Misschien ben je in deze boete-gedachte wel wat ver gegaan. Maar iedere zelfaanklacht is heilzaam, geloof ik.

Ik ben blij met wat je nu het laatst over Moeder schreef: dat zij je dat gevoel van vrijheid gegeven heeft. In je vorige brief leek het alsof je haar eigenlijk alleen maar uit medelijden dat jaar geluk gegund had. En ik heb wel dikwijls het gevoel gehad alsof het heele geval eigenlijk alleèn maar een bitteren nasmaak kon achterlaten. Niet dat ik er haar zwaar om val, zij had immers zoo'n ontzettende kou geleden dat ik alles begrijpelijk vind. Je weet zeker wel dat zij 10 jaar lang getrouwd zijn geweest, zonder dat hij haar begeerd heeft. Later heeft zij begrepen dat het haàr schuld was, dat zij had moeten smelten en voor de Kerk met hem trouwen, maar toèn zag zij dat niet en moet onbeschrijflijk geleden hebben. Pappie heeft aan iemand geschreven over "mijn vrouw die mijn vrouw niet is" – hij had zich verhard en verkild, en later was zij verhard en verkild. Een ontzettende tragedie. En toen Pappie's moeder, aan wie hij onuitsprekelijk hing, gestorven was en zij een nieuw leven hadden kunnen opzetten, toen kwam Jo en heeft ontzettend veel kwaad gedaan. Heeft ze Pappie veel geluk gegeven? Ik weet het niet. Ik weet niet of het al dat verdriet van Moeder wel waard was. Zij zal Pappie de oogen wel geopend hebben voor de vleeschkleurige kousen! De vraag: hoe vindt u dat, is reusachtig typeerend. Hij vond die dingen pittoresk, geloof je niet. Zeker was hij uitermate gevoelig voor erotische stroomingen. Maar het sexueele lag hem ver en waarschijnlijk heeft hij niet echt een groote liefde in zijn leven gehad. Moeder nam wel aan dat Jo zijn groote liefde is geweest. Ik weet het niet. Er was iets magisch' tusschen hen, dat is zeker. Maar zij heeft zich ontzaglijk opgedrongen en een huwelijk van hen tweeën was ten eenemale een onmogelijkheid geweest. Het is zoo gemakkelijk om op je geliefde, die je maar eens af en toe ziet, verliefd te blijven. Een mooi verhaal is het volgende: zij waren samen in een hotel geweest in Arnhem, na een opvoering van Gijsbrecht, en toen schreef Pappie daarna: "met jou weet je het nooit, dan denk ik dat je wat wilt praten en dan wil je wat anders"! Ongelooflijk, is het niet? In 1913, op het hoogtepunt van hun liefde, zij barstende en overkokende en het allang niet meer kunnende uithouden in Brussel. En dan dit! Aan zulke dingen dacht ik, toen ik me met Pappie vergeleek. Ik ben ook zoo; en is dat niet een tekort aan vitaliteit, het missen van een bepaalde faculteit? En dit hangt samen met de kwestie van het offer. De drang naar het overgaan op een ander leven, de drang naar het loslaten van de vele banden, die me binden en die de harmonie van mijn leven uitmaken, heb ik niet, de drang om den strijd aan te binden met een nieuw wezen (want dat is het toch) heb ik niet. En zal het dus ooit bij mij tot een huwelijk komen, dan moet er een "push" van buitenaf bij komen. En dat zou dat schuldgevoel dan zijn en de behoefte om iets goed te maken. Maar ik ben het heelemaal met je eens dat je je in de liefde niet door medelijden moet laten leiden. Of zou zooiets kunnen op je ouden dag? Ik begin ook al aan den ouden dag toe te komen in zekeren zin, maar de Weensche vriend is pas 35, dat is wel nog een beetje erg jong, hè? Overigens weet ik niet eens of een huwelijk met hem tot de mogelijkheden behoort: hij is Katholiek, die Eng. vrouw is het niet,zijn zij voor de Kerk getrouwd? ik weet er niets van. Als dat niet zoo is, dan wordt hij voor zijn ondeugd beloond doordat hij nog eens opnieuw mag beginnen! Gek is dat hè?

Met jou heb ik het tegendeel van een push van buitenaf, eerder een tegenwerking van buitenaf in het geval met Moeder (wat je ook wel begreep, want je schreef: "cardinale vraag".) Als we nu eens aannemen, dat de voor mij bereikbare hoeveelheid liefde (ik voel haar altijd nog zoo weinig als actief) aanwezig is, dan ziè ik het nog niet. Ik zie den reëelen toestand ook niet. Ik zie absoluut geen baantje voor je hier in het land, ik zie je niet in dit huis. Weet je, het is alsof de wanden zich verzetten tegen welke alliantie dan ook van J. en mij met een man. J. heeft het niet gevoeld of niet willen voelen, Engeljan heeft het gevoeld, al heeft hij het zoo sterk niet onder woorden gebracht. Het is niet de geest van Pappie, geloof ik, of van Moeder, die hier nog huist (al schijnt voor mediamiek aangelegde menschen het huis zwaar beladen met geestelijke inwerkingen – of hoe moet je dat uitdrukken), nee, het is net alsof het huis een eigen persoonlijkheid geworden is, die zich aan ons gekoppeld heeft en geen concurrentie duldt. Het atelier heeft het wel in minderen graad dan de rest van het huis, maar toch ook. Moet je je daartegen verzetten? Dat kost een enorme krachtsinspanning; voor je daartoe overging, zou je al heel erg de noodzakelijkheid ervan moeten inzien en een ongelooflijk vertrouwen moeten hebben in hetgeen je ging ondernemen. Wonderlijke zaken zijn het.

Dat je mager bent, vind ik een reuze vooruitgang – in '39 was je me te dik! De grijze haren kunnen me niets schelen; iedereen is toch grijs, mijn heele generatie is al grijs. Je wenkbrauwen heb ik altijd eng gevonden en vind ik zeker nog eng! En op je bruine tabakstanden heb ik ook wat tegen! Maar wat dat betreft, ik heb ook (! o hollandsche onhoffelijkheid) niets te bieden, ik heb niets anders dan een mooi gevormd oor en een goede omtrek van hoofd, verder is alles leelijk aan me. En jij hebt zeker mooie oogen, al staan ze me niet precies voor de geest.

Je brief van Donderdag 11 is ook gekomen. Wat akelig nou weer van die Radio! Maar dat zijn ook zulke rotinstellingen. Te moeilijk vinden ze het natuurlijk.

Je wilt van R. ook geen geld aannemen zonder dat je met hem in het zelfde huis woont? Ik ben in arren moede dat ik je geen raad kan geven. Jany zal zeker niets voor je doen, als je hem schrijft, denk je ook niet? Hij is op zijn gemak gesteld. Pom vindt het wel leuk om baantjes uit te deelen en staat in nauw contact met het Departement van K. en W., wat tegenwoordig alles te vergeven heeft. Maar ik denk dat alles al vergeven ìs of dat je niet geschikt bent voor wat er nog te vergeven zou zijn. Sanders wordt hier (als Jood) op alle manieren tegengewerkt, hij zal niets kunnen ondernemen; hoewel idealistisch, is hij tegelijkertijd ook moe. Dresden is nu weer machtig, die heeft geen last van zijn Jood-zijn, omdat hij zich in de illegaliteit op den achtergrond gehouden heeft (hoe banger je was, hoe meer kansen je nu weer hebt.) Je zou misschien het beste doen met Pom, Dresden en Pijper (hoewel ik niet denk dat hij zich voor een ander druk zal maken) te schrijven. Ik zal het maar niet voor je doen, het maakt een beteren indruk als je het zelf doet en ze kunnen je ook niet zoo gemakkelijke met een kluitje in het riet sturen. Pom woont Kl. Kazernestr. 1a den Haag. Dresden "de Pauwhof" Wassenaar. Pijper zou ik moeten informeeren. Of je kan schrijven: Conservatorium Rotterdam.

Wij hebben een wel mooie uitvoering van Pappie's Mis gehoord, een generale repetitie 's avonds (de uitvoering op Zondagochtend was té stampvol) – wel heerlijk was het.

Innig veel dank voor al je liefheid en het je-verbonden-voelen met mij.

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA