MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451010 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 10 oktober 1945

10 Oct. '45

Lieve Matthijs, het is me een heele opluchting dat je niet verdrietig bent en dat je geen haast maakt en zelfs nog moet nadenken over het "alles of niets"! Dit laatste is namelijk zoo kenmerkend voor je, dat ik er de schrik van te pakken gekregen heb dezer dagen (zooals ik al schreef). De vraag is inderdaad: wat doen we als we elkaar terugzien. Natuurlijk omhelzen we elkaar dan, dat lijkt me een heel plezierige tusschenweg: het is niet "alles" en het is niet "niets"! Omhelzen beteekent overigens voor mij niet zoo verschrikkelijk veel, "bedorven" als ik ben door Oostenrijk, waar je voortdurend door al het manvolk op zijn hevigst wordt omhelsd. Maar ik denk intusschen wel dat er eenig verschil zal zijn tusschen dat manvolk en jou!

Vind je niet dat je Moeder absoluut had behooren te weigeren waar zij om vroeg? Je had toch meer reden om consideratie met Pappie te hebben dan met Moeder. Je moet toch geweten hebben dat Pappie er vreeselijk onder leed. Heeft Moeder je van haàr leed gesproken? Zeker wel. Ik heb niet geweten, dat het zoò sterk van haar was uitgegaan. Zij heeft er, na Pappie's dood, oneindig veel boete voor gedaan innerlijk, zij heeft nooit opgehouden zichzelf verwijten te doen, zij heeft zich nooit op eenigerlei wijze in slaap gesust. En nooit heeft zij er met iemand over gesproken, heel alleen heeft zij die overwinnig op zichzelf behaald, die haar prachtige dood ten gevolge heeft gehad. Ik weet niet hoe ik dit weet, ik kan het niet bewijzen, maar ik heb het zoo gevoeld.

Het bierglaasje was het glaasje waar jij bier uit gedronken had op zomeravonden '17, als je bij Moeder was geweest. Pappie was toen zeker in Laren. Ik vroeg dan 's ochtends aan Moeder: is er nog bezoek geweest? Echt om te pesten. Dat weerzien in '39 was zeker merkwaardig. Zoowel zij als jij heb je daarin manhaftig gedragen! Die ééne oogopslag heb ik niet gezien. Wel was je ontzaglijk afgeleid, het was heel lastig om wat met je aan te vangen – maar daar konden meerdere oorzaken voor zijn.

Merkwaardig wat je schrijft: dat je op 1 Juli '40 voor 9 maanden geld had; precies 9 maanden later kwam mijn eerste chèque! Dat is wel wat je noemt op tijd!

Hoe is het met de jongens? Merken zij iets van onze roman?

Ik ga naar het Concertgebouw, 1e abonn. conc., een nieuw werk van den jongen Landré. Ik hoef er niet over te schrijven, Sanders gaat altijd naar de abonn. conc., maar ik ben geïnviteerd en wilde dat stuk van Landré wel graag hooren. Myra Hess in Schumann ken ik nou wel...

Heb je eigenlijk gesnapt, toen ik schreef dat je ook wel wat anders eronder zetten mocht dan "veel liefs etc." dat dat een toestemming was tot het omhelzen? Je mag dus toch nog weer een held zijn en toch omhelzen! Reuze flauw ben ik hè?

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA