MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450930 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 30 september/1 oktober 1945

Louveciennes

30 sept. 1945

Lieve Thea,

Merci. Het heeft me altijd bevallen de passionneelste ondervindingen rationeel te behandelen. Zoo doe ik wanneer ik muziek maak. Zoo deed ik toen ik als jongen van twaalf jaar hamerde op het wit-gloeiend ijzer. Zoo doen wij nu samen. Jammer, dat tusschen 1920-40 deze "methode" voortdurend geparodieerd is in de letteren en de andere kunsten. Er was een massa redelijkheid. Er was nooit passie; of er was slechts gefingeerde passie. Ik echter kan mij de weelde dier methode (een waarlijk "aristocratische" weelde) veroorloven. Er is nog immer explosief te veel. Geen spoor van sleetschheid, ondanks vijf jaar vasten, en hoewel ik vijf en twintig kilo verloor aan gewicht.

Ziehier dus nauwkeurig wat er bij mij gebeurde. Sinds den ochtend van 24 Juli heb ik geen relaties meer met Anny. Ik bedoel met relaties niet de psychische contacten – die kan men zich immer verbeelden – maar objectief waarneembare, dus lichamelijke verbindingen. Zij bezocht mij dien ochtend in een lieven, lachenden droom. Wat mij later bleek: het was haar afscheid. Want later heb ik herhaalde malen getracht de verbinding, welke mij zeer dierbaar was, te hervatten, doch het lukte mij niet. Ik was plotseling, en zonder het te willen, onverschillig geworden tegenover haar aardsche gestalte. Ik was tegelijk onverschillig geworden tegenover mijn eigen aardsche verschijning. Ik betreurde dat niet. Sedert Maart poogde ik mij, door werking van mijn wil, los te maken van mijn lichaam, wat men noemt dood te gaan. Ik had de conditie gesteld: geen ziekte, geen ongeval. Toen ik mij zoo volslagen onverschillig zag worden èn voor haar bekoring, èn voor elke bekoring die in mijn bereik lag, zelfs voor de bekoring der bloemen, beschouwde ik dat als een welkome aanwijzing voor de verwezenlijking van mijn wensch, die absoluut oprecht was. Maar ik schijn mij vergist te hebben. De los-making is mij niet gelukt. Toen ik 3 Sept. ziek werd, en een kans kreeg, heb ik mij verweerd. De ziekte was niet volgens de condities.

(Wat moet je denken van dit alles? Dat ik mij in de irrealiteit verlies? Ik heb nochtans mijn zinnen uitstekend bij elkaar. Ik ben geheel gezond, slaap goed en rustig, alle organen arbeiden normaal, geen zweem van nervositeit!)

In die "mentaliteit" ontving ik je briefje van 11 Sept, geschreven op den verjaardag van haar begrafenis. Ik wist dat het je antwoord was op mijn "afscheid". Ik opende de enveloppe met een zekere beduchtheid, met een zekeren onwil, tegenzin. De eerste pagina liet mij neutraal. Op de helft der tweede pagina beving mij eensklaps, zonder dat ik er eenigszins op verdacht was, de "betooverende vibratie", welke ik tot dat oogenblik van geen enkel ander menschelijk wezen ervaren had dan van haar, vibratie waarvoor ik mij gestorven waande. En nu opeens van jou. Over een afstand van vijf honderd kilometer. Het was geen louter psychische vibratie. Ik wantrouw die stelselmatig. Het was een physische, lichamelijk controleerbare, ontegenzeggelijke vibratie. Alsof je b.v. je hand op mijn arm gelegd zoudt hebben, alsof ik – maar neen, laat ik niet verder gaan. Zij heeft den ganschen voormiddag geduurd: de passionneelst denkbare vibratie. Daarna ben ik kunnen beginnen, uit loyauteit tegenover Anny, met die stroming te bekampen. Den volgenden morgen keerde zij terug met hetzelfde geweld. Ik behoefde slechts aan je briefje te denken om haar te ondergaan als een voelbare aanraking. De volgende dagen heb ik die stroming van je bevochten met gelijke hardnekkigheid. Pas den vierden dag, op Donderdag, had ik haar "onder de knie".

Maar dezen morgen, het is Zondag, tien dagen later, op het moment zelf dat ik je nog ongeopende brief in de hand nam, overviel mij die betooverende vibratie opnieuw, en nu, sinds ik je schrijf, terwijl ik je schrijf, verlaat ze mij geen seconde. Moet ik haar wederom bekampen? Zij is machtiger dan mijn observeerende ik. En wat daaruit af te leiden? Dat ik je reeds bemin? Dat ik je reeds veel langer bemin dan ik mij vergewissen kon? Dat ik je zou kunnen beminnen met een nieuw hart, met nieuwe impulsen? In ieder geval dit: dat ik in de hoogste mate gevoelig ben voor het geringste vonkje van je, zelfs voor een vonkje, dat je volgens je eigen uitleg niet eens geheel opzettelijk gewild hebt!

Ik vertel je de preciese toedracht, zonder eenig verzinsel, gelijk ik die, als buitenstaander om zoo te zeggen, bij me waarneem. Er ligt voor mij iets geheims, iets bijna magisch' in deze plotselinge beroering door je. Ik bekende je niet alles in mijn vorigen brief, omdat ik geen enkel gevoelen van je wilde beïnvloeden. Maar de laatste jaren zei Anny me verschillende keren, kalm, koelbloedig, een conclusie trekkend: "Het is Thea die je vrouw had moeten worden." Zij zei dat met een liefhebbend gemoed. Toen je ons in 1941 uit den hongersnood redde, (letterlijk) redde je voor haar niet "ons", maar mij, en voor haar was dit feit een verscheurend maar doorslaand bewijs van haar eigen failliet – wat zij hield voor haar failliet. En in Juli verbrak niet ik onze relaties, doch zij, en tegen mijn wil. Zonderlinger nog – en daarover heb ik Anny nimmer een woord gesproken – in 1917 zei mij je moeder herhaalde malen: "Later zal Thea een goede vrouw voor je zijn." Zij voegde zelfs daaraan toe: "Ik zal haar voor je opvoeden." Je ziet: ik verheel niets meer. Nu ontvang ik opeens van jou, door jou, niet tegen mijn zin, maar tegen al mijn plannen in, en ondanks mijzelf, die "betooverende" gewaarwordingen. Zij druischen tegen al mijn besluiten in. Maar ik zou tienmaal meer kracht moeten bezitten, of ik zou niet met je moeten concordeeren, om je vibraties te ontwijken. Dat ik ze bestrijd daarmee loochen ik ze niet. Integendeel. En toch richtte ik mij gedurende de tien dagen dat ik je vibraties verwijderen kon, en gisteravond nog, met heel mijn macht naar die andere wereld. En toch: het is me sinds vanochtend alsof je hier bent, het is me alsof ik je in mijn armen heb. Wat te denken van een handeling welke voor een groot deel speelt in het bovennatuurlijke? Ik kan slechts denken, leven, schrijven wat ik voel.

Maar jij die zoo redelijk constateert de glijding van het "Beste mijnh. V." naar het "lieve", welke zijn jouw bevindingen terwijl je dit leest? Je geeft me zeer weinig kijk op je eigen roerselen. Haast zou ik den indruk kunnen krijgen dat je 't overspringen van die vonk bij wijze van overrompeling aanvaardt, en nauwlijks meer. Zou die overspringing unilateraal zijn? Wat bedoel je met "ik zou graag liefelijk blijven" (volwassen-zijn is niet liefelijk) "liebwert, niet geliefde zijn." Ik vrees de sfinx te goed te verstaan. Zooals je het formuleert klinkt het echter niet onherroepelijk. Maar jij alleen kunt het me zeggen. Zeg het evenwel niet te spoedig wanneer je onherroepelijk wilt zijn. Bedenk je even. Of ja, toch, zeg het ronduit!

Nog een kapitale vraag: Wat werd je bekend over wat je noemt "het geval 1916-17"? Ik heb hierover nimmer met iemand gesproken. Ook niet met Anny. Ik acht mij gebonden tot geheimhouding. Wanneer "het geval" je bekend raakte wil ik er gaarne openhartig met je over spreken. Zoo niet, dan zou ik verkiezen voort te gaan met die geheimhouding te bewaren. Meen echter niet dat er tusschen je vader en mij "een breuk" was. Ik ben heengegaan omdat er geen andere uitweg bestond. Een ramp voor mij, in mijn leven, een ramp met velerlei vertakkingen en consequenties; een ramp waarover ik zwijgen moet.

Het overige is zuiver zakelijk, bijna onbeduidend.

Mijn verwijzing naar dat concilie was slechts een onnoozel, stupide grapje, als repliek op het jouwe. Het viel in 't water. Tant pis pour moi!

Geloof niet in 's hemels naam dat ik die regels schreef "met zielige haat in de pen". Haten is een zielsbeweging waartoe ik volslagen onbekwaam ben. Volslagen. Als ik de Katholieke Kerk "gehaat" had, als ik integendeel niet diepe sympathie voor het Katholicisme gevoeld had zouden drie mijner kinderen stellig niet katholiek geworden zijn, toen zij oordeelen en kiezen konden. – Folterende waarneming: Het Christendom heeft zelfs geen poging beproefd om twee Wereld-oorlogen af te wenden. En de derde is reeds op komst. Folterende vraag: Wie zal spreken? Wie zal de aarde redden? Ik zei je vroeger al: Er is een St Bernard de Clairvaux noodig om pausen, keizers, koningen en volken de oogen te openen. Maar hij werd onmogelijk. Alles is verpolitiekt, verfinancierd, of volgt "la petite voie".

"Vertige" staat in 't begin van Les Illuminations. Het is voor mij 't meest superbe, meest splendide gedicht van alle tijden, maar geïntoneerd door een catastrophale ziel. Visionair. Rimbaud is de eenige ware en groote moderne dichter. Hij was dichter met huid en haar. Doch niemand begreep hem, en niemand begrijpt hem. Hij doet mij ijzen. Het is alsof ik Den Mensch hoor kreunen.

Mijn kop is geheel genezen; beter in den haak dan lang ooit te voren.

Vrijdag bezoek gehad van Marius Monnikendam. Ken je hem? Sympathiek, maar een beetje 't type "koster". Hij heeft me een Choraal van zich gespeeld. Een beetje Franckiaans met quart-accoorden, doch niet zonder allure en verdienstelijk. Hij beweert invloed te hebben bij De Maasbode en vroeg me of ik Parijsch kunst-redacteur zou willen worden voor dat blad. Ik heb in beginsel geaccepteerd. Maar als ik in werkelijkheid aanneem zal ik de muziek weer vaarwel moeten zeggen, want nooit heb ik den "lyrischen staat" kunnen vereenigen met den journalistieken staat. Hij heeft mij eveneens voorgesteld een boekje van ongeveer honderd pagina's te schrijven voor ik weet niet meer welken uitgever. Honorarium 500 gulden. Ik heb in beginsel geaccepteerd. Ik voel wel lust om iets te schrijven onder den titel "Princiepen der Europeesche Muziek" of iets dergelijks. Hij heeft ook de partituur meegenomen van mijn muziek bij Nijhoffs Vliegende Hollander voor het orchest van Hermans in Maastricht. Hij belooft me 100 gulden auteursrecht. Dat zou 't eerste geld zijn dat ik "verdien" in een concertzaal, ja in het eigenlijke muziek-bedrijf! Prachtig. Wat dunkt je van al dit moois? Ik heb niets willen weigeren. Vanochtend stuurde hij mij voedsel-kaarten. Een flesch wijn; een stuk kaas; een paar pond havermout. C'est toujours cela! Een beste kerel en somme. Het was de eerste keer dat ik hem zag.

Onderbroken door het avond-eten (havermout!) en een concert per radio dat ik hooren wilde: Prokofief, Stravinsky, Messiaen. Ken je Olivier Messiaen? Graag zou ik over hem en de anderen een boom met je opzetten. Het lijkt me soms wanneer ik naar mijn tijdgenooten luister alsof ik door een onbekende oorzaak elk appreciatie-vermogen voor muziek heb verloren. Een meester moet me weer hoorend maken. Als ik zelf niet "modern" was zou ik zweren met de jaren reactionnair, conservatief te zijn geworden!

Tot morgen. Ik heb niet te veel aan den nacht om een goed slot te vinden voor dezen brief.

1 October

Met het ontwaken is ook je tegenwoordigheid teruggekeerd. Maar ik blijf verward. Als een slaapwandelaar die aangeroepen wordt bij zijn naam. Ik herinner me die sensatie als kind. Ik viel van de trap. Toen men mij opraapte aan de onderste trede was ik maar half wakker. Ook nu. Mijn geheele wezen en al zijn verlangens vertoefden in die andere sfeer, die sfeer zonder dimensies. Je roept me bij mijn naam. Ik krijg een schok. Ik duizel. Ik ben niet gansch gewekt. Ik begrijp me niet; ik herken me niet. Drie kwart mijner natuur verwijlt nog ginds. Ik heb meelijden met Anny. Pleeg ik verraad jegens haar, aan wie ik mij verpandde? Of doe ik wat zij wenscht? Hoe het te weten? Je stem kan mij wéér roepen. Ik zou het willen. Tot zij duidelijk is. Teeder. Warm. Hartstochtelijk. Argeloos. Zonder bedenken. Maar wat vraag ik! Een onmetelijke weldaad. Iets als het mirakel van Lazarus. "En Hij sidderde" zegt het evangelie van Johannes. Ook jij misschien zult sidderen. Wat kan ik je weerom geven? Ik kan je alleen geven, trachten te geven "de volwassenheid" vereenigd met "de liefelijkheid". Het gros der menschen kent ze niet. Zij is slechts vergund aan enkelen, aan weinigen. De jeugd die niets mist, niets missen wil, niets missen mag, ook niet "de geliefde zijn". Maar wat roert er, wat roerde er in je hart? Ik kan het niet eens gissen. Zal ik je roepen nog hooren? Alles hangt af van jou. Ik hang af van jou.

Nu jij mijn terminologie "Veel liefs en alle goeds" gebruikt bespeur ik opeens hoe armzalig die woorden zijn! Alle woorden. Alle formules. Wanneer je niet ervaart, niet voelt wat ik op dit oogenblik voel, wanneer jij op je beurt niet vibreert, dan dient al dit geschrijf tot niets.

Ik zet er daarom niets onder dan

je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA