MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450924 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 24/25 september 1945

Louveciennes

24 Sept 1945

Lieve Thea,

Het moet een aparte verkwikking voor je geweest zijn om te ondervinden, dat je, afgescheiden van alle intellectueele waardeering, ook geheel verrukt kondt raken door Marsyas, onvoorwaardelijk verrukt. Zóó tenminste zou 't mij vergaan zijn, als ik die uitvoering had kunnen bijwonen waarover je schrijft. Ik kreeg onuitwischbare indrukken van Marsyas door de eerste uitvoeringen in den schouwburg, onder D's eigen leiding. Heb ik 't je reeds verteld? Misschien wel. Maar dat doet er niet toe. Het was in 1910. Ik kwam juist kijken in de wereld, stond nog met anderhalven voet in mijn hereditaire en zelf-veroorzaakte wildernissen, telde 22 jaar, deed mijn best om critieken te leeren opstellen, sinds enkele maanden nauwlijks, een jaartje, en had van Hollanders slechts muziek ontmoet die mij verachtelijk leek, muf, miserabel. Zonder het te weten of te willen, want ik had hem nog niet gelezen, was ik een type jonge man in 't genre Maurice Barrès, die het leven binnentreedt "l'insulte à la bouche." D. was mij onbekend, maar bekend of onbekend, beroemd of onberoemd, dat gold evenveel voor me als niets, en ik rekende enkel met mijn persoonlijke gewaarwording. Ik was tegelijk een monster van hoogmoed, en een monster van oprechtheid, van onschuld. Geen ziertje overleg. Geheel onredelijk, zuiver instinctief, psychisch. En in zulke gesteltenis ging ik dien avond naar het Paleis voor Volksvlijt! Ik voel me nog alleen, in 't schemerdonker der zaal, verloren tusschen de menschen, maar tevens ongelooflijk compact en substantieel. Ik had geen enkele inlichting, noch van de muziek, noch van de tekst. Ik was volmaakt blank. En toen, nadat het scherm opging? Ja, toen... Bijna onmogelijk te zeggen. Een sensatie van hemelschen aard. Alsof er iets nieuw werd in me. Alsof ik mij opende, geopend werd. Alsof ik een ontdekking deed, een ontdekking grooter dan alles, grooter dan het licht. Om nooit te vergeten. Hoe heb ik gezwoegd dien avond! Want ik moest het bewustzijn behouden te midden van emoties, welke mij onverwacht waren. Ik had een artikel te redigeeren. Ik verlangde dat mijn artikel eenigszins den schok zou weergeven dien ik ontving. In het duister noteerde ik stenografisch de muziek welke mij trof en zelfs de verzen. Later zei D. me, dat hij niet begreep hoe ik dat had kunnen klaarspelen. Maar ikzelf begreep het ook niet. Het was als in een droom.

Misschien heb je bij je biografische nasporingen dit artikel hervonden in de archieven van De Tijd. Het is stellig ver beneden mijn wenschen van nu. Ik ken het niet meer. Maar toch bleef het me ondanks die ontoereikendheid dierbaar. Want naar aanleiding van dat artikel schreef D. me enkele dagen daarna dat het hem genoegen zou doen met mij kennis te maken. Ik was daar noch op verdacht, noch op voorbereid. En zie je ons samen? Hij was even schuw, even stug als ik. Noch hij noch ik vermochten uit te drukken wat ons bewoog, want dat was louter innerlijk. In den grond, met al mijn hoogmoed die voor "niets" geweken zou hebben, was ik kinderlijk bescheiden, onderdanig, voor alles wat ik erkende van hoogere orde. En hij, in zijn hoogmoed en in zijn schuchterheid, wist zeker niet hoe hij mij moest aanpakken. Wij hebben maanden verbruikt met ons tastend te zoeken. Het had zoo gemakkelijk kunnen zijn; hij had me onverschillig wat kunnen doen of zeggen, want ik naderde hem in een stemming van absolute vereering, adoratie. Hoe moeilijk en stroef was 't; vooral bij 't begin. Ik ontwaarde hem enkel gelijk hij was, direct, zonder omwegen, tijdens uren van muziek. Dan vervielen de grenzen. Dan gingen de gedachten, de gevoelens vrij over en weer, als radiaties. Maar die wonderlijke, gelukkige vrijheid eindigde ook met de muziek. Alsof wij anderen werden. Alsof wij elk een deur sloten en den grendel opschoven. Zou hemzelf dat ook spijten, vroeg ik me dikwijls? Zou hijzelf ook die dwingende, bijna schrijnende behoefte gehad hebben aan rechtstreeksche menschelijke verbinding, welke zoo buitensporig zeldzaam en kostbaar is? Waarschijnlijk; o, haast zeker. En 't is misschien reeds veel, dat de muziek die dubbele isoleering kon opheffen.

Welnu (om op Marsyas terug te komen) den toestand van dezen eersten avond, die revelatie, die meegesleeptheid, die roes, die klaarheid, die zekerheid, die onbedenkelijkheid heb ik later, in de concertzaal, nimmer meer kunnen ervaren. Altijd mankeerde er iets. Dan weer was 't de dirigent; dan weer 't orkest; of beiden. Ik wist ontwijfelbaar dat de muziek ze bevatte, dat zij die verrukking geven kon opnieuw. Maar steeds bleef 't approximatief. Nooit de volheid, nooit het leven. Dat is de ellende, de nooddruft van alle muziek waar een dosis ziel zich verstrengelt met den klank, waar achter de noten, zooals Mahler zei, evenveel staat als in de noten. Hoe ontstellend zelden wordt die verborgen en toch zoo klaarblijkelijke essens, eigen aan alle ware meesters, het eenige criterium der schoonheid (want heel de materieele rest kan worden aangeleerd, nagebootst, vervalscht) hoe ontstellend zelden wordt dat onmisbaar primordiale in de muziek door den vertolker bespeurd, begrepen, verstaan, hoe dikwijls verhaspeld, misvormd, verknoeid, gecaricaturiseerd! Hoe schrikbarend zelden wordt ze ongerept, natuurlijk weergegeven, als een gewone, menschelijke taal. Geen enkel conservatorium der wereld bekommert zich daarover. Dat wordt overgelaten aan gril, toeval, luim. Mits 't in de maat zij. Mits het tempo en de accenten er zijn, ongeveer. Schrikbarend, dat men een exceptie moet zijn, een soort van genie, om in de goede muziek alleen maar het essentieele te bemerken. Hoe grif en hoe getrouw daarentegen vat elk vertolker het primordiale van slechte muziek! Het is altijd een wanhoop en foltering voor mij geweest als criticus of als hoorder. Bijna alles te zien mislukken. Overal dat waanwijze onverstand te ontmoeten. Er niets aan te kunnen veranderen. Te weten dat hetzelfde onbegrip, dezelfde ondoordringbaarheid heerschen over de gansche aarde. En D. was 't hierin grondig met mij eens, juist ten opzichte van Marsyas. Welk een geluk voor jou en voor alle anderen, een werkelijk levende uitvoering gehoord te hebben. Dat van Beinum je deze vreugde bezorgde doet me afzonderlijk genoegen. Ik ken hem slechts van 1939, en dus tamelijk vaag. Maar behalve zijn talent gaf iets subtielers, een zekere spontane speurzin, mij vertrouwen in zijn muzikale eigenschappen en in hun mogelijke ontwikkeling.

Dat Kurt Mengelberg uit het Concertgebouw verwijderd werd is eigenlijk het eerste uitstekende nieuws waarover ik mij verheug. Hij heeft me altijd griezel en weerzin ingeboezemd. Uit al zijn poriën droop me de voosheid, valschheid, huichelarij, gluiperigheid, kuiperij van de impotentie. Als ik kon haten zou ik hem gehaat hebben. Maar ik gruwelde van hem. En door de verbanning van Willem Mengelberg leek me niets bereikt, zelfs niets provisorisch, zoolang zijn intrigante, kruiperige, oorwurmige neef in het Concertgebouw nog een plaats, een kans had om te wroeten en te modderen. Misschien overschat ik zijn vergiftige nulliteit door gebrek aan inlichtingen? Dat zou me verwonderen daar ik het kereltje genoeg gezien heb. In ieder geval is Van Beinums positie nu uniek, magnifiek, zonder weerga. Beseft hij wat de toekomst der Nederlandsche muziek van hem verwachten en vereischen mag? En hopen? Hij moet Willem Mengelberg niet enkel vervangen, maar ook evenaren, en ook overtreffen. Bezit hij daarvoor de persoonlijkheid, het karakter, den durf, het verlangen, de vermetelheid, het enthousiasme, de energie, de vitaliteit, den ondernemingsgeest, de taaiheid en de overige attributen van een groot dirigent en zakenman? Gaat het hem ter harte wat men van hem hopen en vergen kan? Of beschouwt en gedraagt hij zich als een ad interim? Wanneer ik in Amsterdam was, en aan een krant, zou ik waarschijnlijk beginnen (geve de hemel dat 't niet noodig zij) met hem die vragen onder oogen te brengen, op gevaar van hem kwaad te maken. Maar wat is je meening hierover? Je moeder hield van strijd. Maar niet je vader. En jij?

Je "illusie", zooals je zegt, om van Marsyas een ballet te maken, is misschien een voortreffelijk idee. De tekst van Verhagen leek me reeds in 1910 op vele plaatsen op 't kantje van aannemelijk, en hij moet tegenwoordig wel gansch verouderd klinken. Doch is er muziek genoeg en heeft de muziek de noodzakelijke karakteristieken om er, zonder tekst, een actie op te baseeren? Dit schijnt me de cardinale kwestie. Ik kan haar niet beantwoorden, want ik heb niets dan het Klavier-uittreksel dat slechts een fragment, den epiloog bevat. Kan zonder tekst ook het intellectueele thema van het stuk (de verzoening tusschen Bacchus en Apollo) behouden blijven? Kan het zonder schade voor de actie vervallen? Ik kan daarover uit de verte en zonder preciese gegevens niet oordeelen. Maar stellig zou in een Fransch klimaat Marsyas een ballet geworden zijn en stellig is het onderwerp geschikt, aangewezen voor een ballet.

Zeker zal ik 2 Oct. aan je denken, en meer dan op gewone dagen. Het is de verjaardag der eerste uitvoering van D's Missa.

Met veel liefs en alle goeds van je

Matthijs

z.o.z.

25 sept.

Gisteren niet gereed gekomen voor onze eenige bus-lichting. Vanochtend je brief van 21 Sept. Zal straks of morgen antwoorden. Beterschap voor Joanna.

Ik heb nu twee coupons-réponse. Ze komen dus over. Worden mijn brieven nog door de censuur geopend? De jouwe niet meer.

Wat bedoel je met: als ik iets zou willen verdienen dat ik het zou moeten zoeken in iets wat heelemaal buiten den geest om lag? Welk soort van baantje, bezigheid of ambt?? Ik ben hierin stekeblind.

Het geld heeft in Frankrijk bijna geen waarde meer. Alles is dus "beestachtig" duur. Een paar schoenen 2000 fr.; een jurk 10.000; een kostuum 8000; etc. Ik ben op 't oogenblik geheel militair gekleed, gratis, dank zij Donald, die afgeloopen jaar in alles mijn Providentie geweest is. Ons rantsoen bedraagt steeds theoretisch 1200 calorieën; maar praktisch is 't veel minder. Zonder Donald zouden vorigen winter mijn organische reserves vast en zeker zijn uitgeput geraakt. Sinds de oorlog geen melk geproefd, tot Anny's dood geen suiker; etc. mijn dochter wordt in eieren en melk geravitailleerd door enkele kennissen.

Ik heb mij altijd laten drijven op den goddelijken stroom. Zonder stuur. Heb steeds de dingen goed verwelkomd gelijk zij kwamen. Zal daarmee voortgaan. Het is mijn bemoediging en kompas in alle donker.

Meen niet dat ik dien jongen man type Barrès-Stendhal-Nietzsche met welgevallen herdenk. Ik betreur en beklaag hem veeleer. Maar als ik me afvraag: hoe had ik 't anders moeten doen? dan vind ik geen antwoord. Je hebt het régime-Zweers niet meer gekend, die zóóveel reputatie bezat dat zelfs D. nog harmonie-lessen bij hem ging nemen. Ik beschikte niet over de middelen om passief in 't leven te treden, en tòch mijn identiteit te handhaven, te ontwikkelen. Passief zijnde was ik smidsjongen gebleven bij mijn vader. Passief zijnde was ik later verlept, verstikt in den Hollandschen sleur. Mijn eenige redding en uitweg was actief te zijn, combattief zijn. Ik won er niets mee dan mijn geestelijke vrijheid. Betaalde haar dikwijls zeer duur. Dat niets was Alles. Maar de actie druischte in tegen mijn diepste natuur. Ook ik houd eigenlijk niet van den strijd. Doch steeds is er weer die zelfde consideratie welke mij noopt.

Aangekomen op het punt van mijn brief waar ik kennis maak met D. was mijn leidende grond-gedachte: "Jammer, dat D. niet een tikje doortastender, imperatiever was. Hij had alle macht over mij. Hij had me zooveel beter, en zooveel sneller beter kunnen maken." Maar ik vergat haar, omdat ik gestoord werd door het middag-eten, en omdat ik daarna op den openbaren weg de kastanjes moest gaan wegbezemen die vallen van onzen grand marronnier vóór het huis, wat ik rechtvaardigheidshalve niet kon overlaten aan den dorpsreiniger van Louveciennes. Nooit heb ik zooveel kastanjes geoogst als dit jaar. Zij dienen tot niets. Maar ik zie op dezen zomer terug als op een eindeloos (innerlijk) feest.

je M.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA