MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450706 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 6 juli 1945

6 Juli 1945

Beste Matthijs, wat heerlijk dat je alles geschreven hebt, d.w.z. zoo véél – want er zou natuurlijk nog uren en dagen over te praten zijn. Het is mij een verlichting te weten (neem me niet kwalijk dat ik deze eigen gewaarwording zoo dadelijk naar voren breng), dat het van Anny een echte ziekte is geweest. Het is zoo'n smaad voor het menschdom dat er werkelijk menschen van honger omkomen, en ik vreesde dat dat toch bij haar het geval was geweest; tenminste in zooverre dat zij de ergste nood van de eerste oorlogsjaren niet te boven was gekomen. Maar de maag was immers altijd haar zwakke punt en ook zonder oorlog en honger zou zij misschien deze ziekte wel gekregen hebben.

Verschrikkelijk vind ik het dat zij in een hospitaal heeft moeten sterven. Zonder oorlog zou dàt nooit gebeurd zijn, want dan had je licht gehad en alles om een zieke te verzorgen. Rilke zegt zoo mooi, dat de menschen vroeger hun eigen dood hadden. Dit was niet Anny's dood. Als de buurvrouw geld kon inzamelen, had ze misschien ook kaarsen bij elkaar kunnen krijgen – maar die dokter wilde natuurlijk de foto maken in het ziekenhuis en opereeren. Natuurlijk was zij te zwak voor een operatie, dat kon een kind begrijpen. Hoe heeft zij die week daar doorgebracht, zonder dat je haar bezocht! Ik begrijp niet dat je het doen kon, thuisblijven. Waarschijnlijk is zij wel al te zwak geweest om nog veel te lijden, ook geestelijk. Misschien is die priester nog wel een zachte, troostende indruk geweest, als het nog tot haar doorgedrongen is. Want die sfeer van die ziekenzaal zal wel ijselijk geweest zijn. Ik ben blij dat zij Katholiek begraven is: begraven zonder ritueel is zoo allerakeligst.

Wat een geluk is het dat je in die lichte extase leeft. Het doet mij niet vreemd aan, want wij hebben dat na Moeder's dood ook gekend; ik kan mij alleen niet herinneren of het zoo lang aangehouden heeft, waarschijnlijk niet, omdat onze natuur en ook onze manier van leven daar niet toe meewerkten. Wat een ongehoorde schoonheid is er in wat jou en Anny verbindt. Zou je haar nu nog meer, of op een hoogere manier, liefhebben dan toen zij op aarde was, meen je dat? Daar zou dan wel iets heel weemoedigs in zijn, maar ook iets prachtigs. Dat dagboek zou ik graag met je lezen. Je moet het niet onbescheiden vinden dat ik dit zoomaar, zonder omwegen, zeg. Het is eigenlijk heel begrijpelijk, dat ik het zoù willen. Je hebt me iets van je gevoelens en gewaarwordingen geschreven, en ik zou natuurlijk graag verder gaan. Maar het zal wel niet gebeuren.

Wonderlijk die droom van het grafmonumentje. Het is wreed dat je hem niet hebt kunnen blijven beschermen, hem die je het dierbaarst was van je kinderen. Maar zijn dood is mooi, in tegenstelling tot die van Anny. Hoe ontzettend veel van de besten zijn er gevallen! Je weet werkelijk niet hoe je nu moet gaan "opbouwen". Het is hier in vele opzichten nog een chaos, zeker in de muziek. Mengelberg mag niet meer terugkomen, dat is het eenige waar iedereen het over eens is. Voor de rest wordt er naar alle kanten geïntrigeerd.

Met Seroen en Mastenbroek heb ik het kort geleden over jullie gehad, toen ik het nog niet wist; zij maken het goed. Sanders vroeg naar je, hij wilde, geloof ik, een artikel van je voor zijn krant, wilde je schrijven – wat zal je dat vreemd aankomen nu, zoo'n diesseitige brief. Sanders heeft goed ondergedoken gezeten al die jaren bij een aardige vrouw, die hij nu getrouwd heeft. Jany maakt het best, voor zoover ik weet. Pom zit in de "zuivering" van de letterkundigen. Hij krijgt misschien een sinecure; wordt misschien conservator van "Hofwijck", het huis van Huijgens. Engeljan, die voor zijn goede houding tijdens de bezetting geen belooning verwacht en geen ministers achternaloopt, schrijft maar weer zijn krantenartikeltjes. Joanna heeft hij in den afgeloopen winter heel erg veel verdriet gedaan. Om het duidelijk te zeggen: het loopt op zijn eind. Wij hebben, Joanna en ik, over deze zaak véél verdriet gehad, maar het heeft ons gelukkig niet uit elkaar gebracht, wij zijn nog altijd even gelukkig in elkaars aanwezigheid. Het is wonderbaarlijk zooals Amsterdam gespaard is gebleven – ik zou het ontzettend hebben gevonden om alles te verliezen, zooals zoovele duizenden in Arnhem, Nijmegen, den Haag, Venlo. Ik bewonder die menschen geweldig dat zij zoo moedig voortleven. Jij hecht ook niet aan aardsch bezit, maar kan je het je begrijpen dat voor ons het huis, met alles wat erin is, ontzettend veel beteekent? Een verlies hebben wij nog geleden door den dood van Mevrouw Derkinderen.

Naar je zuster zal ik nog eens toe gaan om de toedracht te vertellen. Veel liefs en dank voor je dagelijksche gelukwensch = je dagelijksch gebed.

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA