MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440723 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 23 juli 1944

23 Juli 1944

Beste Matthijs, je vindt me, geloof ik, vreeselijk oppervlakkig dat ik het zoomaar in een paar zinnetjes heb over de hoeveelheid hart en ziel van 1920 en over het kwantum ideaal van nu. Je hebt gelijk, het is oppervlakkig, maar als je altijd moest afwachten totdat je iets heelemaal kan overzien, dan kon je wel heelemaal uitscheiden en dan werden we allemaal wetenschapsmenschen. Er schreeuwt een vreeselijke grammophoon buiten, terwijl ik net wilde schrijven dat ik de jazz heelemaal niet gevolgd heb. Ik heb wel in geen 10 jaar gedanst en wij hebben nooit een radio gehad, dus ik weet er niets van. Dat het afgrijselijk is wat millioenen

menschen den heelen dag hebben "aan staan", geloof ik direct, maar als je het daarover hebt, komt de vraag dadelijk op, of diè groote massa niet in alle tijden even verschrikkelijk is. Zoo min als ik geloof in den vooruitgang van de menschheid, zoo min geloof ik eigenlijk aan haar achteruitgang. Wel aan schommelingen natuurlijk en inzinkingen, maar wat ze beroerder wordt op het eene punt wordt ze op het andere wel weer eens beter. En zoo dacht ik dat de elite van nu misschien een beetje beter was dan die van 1920, juist vanwege datgene wat je van Carrel schrijft. "Wie zich van God scheidt, scheidt zich van het leven", wie dat in 1890 zei werd voor een achterblijver versleten, terwijl hij nu het nieuwste wetenschappelijke snufje brengt! In dien zin ben ik overtuigd dat de elite van nu tijdelijk weer aan het vooruitgaan is. Hier wordt door de jonge menschen heel veel Schubart gelezen, een historicus die alles van een geestelijke gezichtshoek uit bekijkt. L'homme, cet inconnu is ook veel gelezen en Bergson. Alles wat niet bête massa is wendt zich af van het materialisme. De socialisten zijn religieus geworden, de Katholieken zijn onder invloed van verschillende merkwaardige encyclieken lang niet zulke akelige liberalen meer als vroeger – enfin, ik zal niet probeeren je de wereld rooskleurig voor te stellen, want zoo is 't nu ook weer niet en je zou er nog maar mistroostiger door worden, maar ik voor mij houd me toch maar vast aan een gering optimisme!

Wat je schrijft over het liefdelooze wantrouwen bij de clericalen deed me denken aan iets dat ik kort geleden hoorde. In het Maagdenhuis (je weet wel, dat weeshuis op het Spui) was de voorraad rijst opgeraakt. De keukennon was daar doodongelukkig over en dacht: daar moet ik iets op verzinnen. Ze nam een beeld van St. Joseph en zette dat in de rijsttrog. Kort daarop wordt de Moeder opgebeld door de Prijsbeheersching: Moeder, we hebben een partij rijst in beslag genomen, die wordt dezer dagen bij u bezorgd. Dit verhaal vertelde die Moeder stralend in de regentenvergadering, daarbij te kennen gevend dat zij geloofde in de tusschenkomst van Sint Joseph. Wat zegt toen één van die regenten? (die het mij weer vertelde): Moeder, weet u wel dat u hard op weg bent naar het bijgeloof! Ik doe nu dit verhaal aan geloovigen en ongeloovigen, in de hoop dat zij in wonderen zullen gelooven net als die keukennon en in de kracht van het gebed; zou dat niet een vooruitgang zijn, als we weer zoo konden bidden als zoo'n non? Schubart wil daar heen, wil de wonderen herstellen. Die "indirecte en hasardeuse wegen, die God kiest" zijn daarom ook heilzamer voor ons, dacht ik, dan gewone, begaanbare wegen, omdat we daardoor soms een schok krijgen die ons in de goede richting brengt, terwijl we anders maar zoo'n beetje door zouden suffen. Het protesteerende intellect moet overwonnen worden door een hoogere kracht, met het rationalistische denken van de vorige eeuw zijn we niet ver gekomen. (Ik ga al bijna weer de apologie van dezen tijd of van den komenden tijd schrijven, merk je het?) Dat je Strauss onze eenige tijdgenoot vindt, heeft me al eerder verbaasd. Ik vind wel enkele dingen mooi van hem, maar tijdgenoot vind ik hem heelemaal niet. Zijn niet de mooiste werken van Bartok misschien tijdgenoot? Aan hetgeen je over Proust en Valéry schreef heb ik veel gehad. Dank je wel voor je moeite. Het "behoorlijk uitdrukken" van jou kan er altijd nog mee door! Als je daar ook al somber over wilt zijn!! Enfin, niemand kan het je beletten. Het verbaast me altijd dat je de dingen zóó ontzettend zwart ziet. "Er is niets in die vier jaren dat me niet overvalt en vervult met een ontzaglijke gewaarwording van beklemming." Allicht, alles wat er gebeurt in de wereld is meer dan afgrijselijk. Maar iedereen heeft in zijn persoonlijk leven toch wel iets dat géén beklemming is. "Niets" schrijf je, is dat geen ondankbaarheid. Als Anny dat leest, moet ze toch ook denken: hij overdrijft. Zij is er overigens aan gewend. Mij doet het vreemd aan, die absolute zwartgalligheid. Ik vind kankerende menschen altijd eenig, als ik Flaubert of Stendhal in hun brieven lees, dan vind ik dat misschien nog het leukste aan hen, dat ze altijd kwaad zijn. Maar toch ga jij mij wat ver. Dat componeeren is toch een geluk, voor zoover het geen strijd en worsteling is. Kan je me die beklemming en die nachtmerrie eens nader uitleggen? Je bent natuurlijk moe, dat is te begrijpen, misschien is dat wel de heele verklaring. Het gedeelte van je brief waar je het hebt over Hij en Zij (naar recept van Plato) heb ik niet begrepen, en Joanna ook niet. Dom zeker.

Het wemelt van de muggen om me heen, ik heb het raam te lang laten openstaan. Het slaat 11 uur, Joanna moet nog thuis komen, zij komt van den trein, zeker met een z.g. Ausweis. Dat is in Frankrijk zeker niet zoo'n gevaar, dat gebruik van die Duitsche woorden. Het volk zegt hier (die jongens die in Duitschland gewerkt hebben) vaarkaart en dergelijke. Na de volgende week heb ik vacantie, maar nog niet van de concerten, de eerste week van Augustus speel ik nog 4 keer met Bertus. Het is nog steeds druk (al zou je dat aan mijn lange gezwam niet merken); nauwelijks zijn we met de nalatenschap van Tante Lud tot een eind gekomen, of nu is er weer een andere drukte: nu moeten we voor de zilveren bruiloft van Hen Andriessen geld bijeenbrengen, een reuze gedoe, schrijven en bezoeken maken (telephoon is er niet meer). Wij wilden zoo graag weer eens gaan studeeren, maar het lukt nog niet. Veel liefs,

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA