MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440630 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 30 juni 1944

30 Juni 1944

Beste Matthijs, je brief van 30 Mei is op Pieter en Paul aangekomen en dus al te laat voor St. Jan. Maar Joanna is je daarom niet minder dankbaar voor het heerlijk aroom dat je haar sturen wilde! Hoe is het met de heup? Allang weer beter, denk ik – of is dat een onderschatten van de hoogte des steigers, waarop gij geklommen waart en waarvan gij naar beneden tuimeldet? Het zijn zeven weken vreeselijk hard werken geweest, dat kan ik begrijpen. Zou de H. Geest meegeholpen hebben om de liefde opnieuw uit te vinden? Dat is eigenlijk min of meer zijn rol op aarde, is 't niet? Rimbaud zal het wel een beetje anders bedoeld hebben, denk ik; ik ken Saison en Enfer niet en heb het, tot mijn spijt, ook niet bij de hand om het na te zoeken. Den gouden Ezel heeft Joanna voor me voor den dag gehaald en ik stel me voor me daar Woensdag in den trein mee onledig te houden (als afwisseling op Rossini van Stendhal, dat wel onderhoudend is, maar vreeselijk lang). Wie weet hoeveel goeds ik dan voortaan van de liefde zal spreken! Wij hadden het, meen ik, over de kortstondigheid van alles en over het verdrietige daarvan; en nu denk je me te troosten met eèn op het milliard, bij wien de liefde zich steeds vernieuwt? Geef toe dat het weinig is! Zooals ik toegeef, dat jouw gedachte heel mooi is. Naast zooveel hoog-gesteigerde Pipelare-ontboezemingen moet ik mijn kracht wel zoeken in de nuchterheid! – Denk eens in wat voor moeilijk parket je me gebracht hebt: je brief kwam gisterenmiddag, toen je zuster er was, kort voor zij weg zou gaan, en ik dacht natuurlijk "o, dat is leuk, dan kan ik haar nog wat vertellen", maar lieve hemel, dàt was lastig om iets geschikts te vinden! Ik heb me op het loof van de erwtjes gesmeten en daarvandaan op de spit en toen wist ik niet veel meer! Zij stond de gordijntjes te strijken, die zij voor de achterkamer keurig genaaid heeft, en achter haar was de Erard met den bronzen klank; ik dacht even, zou ik dat kunnen voorlezen, maar het leek me toch te veel uit een ander rijk te komen. Wat mij betreft, ik vind het heerlijk als je die herinneringen schrijft en Joanna ook. Van het voorlezen van de "Mei" vertelde Pappie graag, hij moet daar een heerlijke herinnering aan gehad hebben. Het was niet in den Bosch, het was in Amsterdam, voór hij naar den Bosch ging, op de Heerengracht bij de Amstel, waar zij toen woonden. Het decor zal dus wel verschillend geweest zijn, maar het was ook zomer, omstreeks Juni. In October '88 schreef Gorter naar den Bosch op een briefkaart: "Het ding is af", verder niets. En toen zal hij het in den Bosch nog wel eens voorgelezen hebben, maar dat eerste voorlezen, waar Gorter ook later in brieven nog op teruggekomen is, was in Amsterdam. – Het andere verhaal, van Sluis Zeven en de tilbury, is ongelooflijk poëtisch. Ik twijfel eraan of het Moeder en Tante Cécile wel geweest zijn, want zij woonden niet op Beek en ik weet zelfs niet of zij er ooit logeerden en of zij een wagentje konden mennen. Heeft Tante Cécile je erop geantwoord, toen je het haar schreef? En heb je het Moeder nooit gevraagd? Maar laten wij maar gelooven dat het zoo was, het spreekt geweldig tot de fantasie. – Ook dit heb ik niet aan je zuster verteld, het Kanaal zou haar vertrouwd zijn geweest, maar ik had toch het gevoel, dat ik er te veel bijvertellen moest om er iets van duidelijk te maken. Toen ik stopte, vroeg zij: maar schreef hij nogal opgewekt? Ik heb toen iets verkeerds geantwoord, ik zei: nou, – nee, – dat is zijn aard niet erg; ik dacht op dat moment niet aan den daimoon, want wat je daarover schreef, zou eigenlijk best, in een bepaald idioom, "opgewekt" genoemd kunnen worden. Het klinkt allemaal zoo vol vertrouwen, zoo overgegeven aan dien daimoon's hand. Ik heb wel eens gedacht dat je die troost ontbeerde. Niet dat ik twijfelde aan je "besef van het goddelijke, dat de basis moet zijn van elke menschelijke handeling", maar ik wist niet of je die directe hulp en bescherming voelde, waarvan je nu zoo geruststellend spreekt. Ik moet nog eens excuus vragen voor mijn indiscretie in zulke dingen, ik heb zelf eigenlijk geen terreinen die ik afsluit, al houden de menschen me voor gesloten. – Jullie super-hyper-pauperisme snijdt me door de ziel, als ik bedenk hoe goed wij het daarbij vergeleken hebben. En hoe zal het na den oorlog worden? Ik kan me niet voorstellen dat hij nog lang kan duren. Zal ik de copie van Le Balcon zelf komen halen? Maar reizen van particulieren zullen waarschijnlijk nog wèl lang onmogelijk blijven. Als ik die muziek nu maar meevoelen kan – het zou verschrikkelijk naar zijn als dat niet zoo was. – Bertus en ik zijn nu bezig hier en daar ons nieuwe Schubert-programma uit te voeren. Een paar maanden geleden deden wij het voor het eerst, maar die keer tel ik niet mee, want toen was er geen tijd geweest om behoorlijk te repeteeren en dat was toen nogal akelig. Nu hebben we prettig gewerkt samen en nu zal het wel mooi worden. De vorige week had ik het reuze te pakken, ik speelde erg mooi, maar Bertus kon heelemaal niet mee, hij zag dubbel, het was heel gek, ik moest onderwijl meer lachen dan dat ik kwaad was. Hij had 's middags een bespreking gehad met iemand die hem eenige clandestiene borrels had laten drinken, en daarvandaan kwam hij, zonder gegeten te hebben, op het concert. Hij deed zijn best, maar elk oogenblik ontschoten hem de woorden. Eigenlijk moest hij zooiets niet doen, maar het was een bespreking waar voor hem veel van afhing voor later. Nu gaan we vanavond eens zien hoe het dan lukt. En op mijn verjaardag doen we het hier thuis. Ik heb daar wel zin in, heb zelf het plan gemaakt; ik ben dan overdag van enkele vervelende, of eigenlijk wel goedige, maar stereotiepe bezoekjes verschoond en als er 's avonds een hoop menschen zijn, vind ik het wel feestelijk – De consumptie baart natuurlijk eenige zorg, maar ik wou maar aan enkele vriendinnen, bij wijze van cadeautje, iets van koekjes of een taartje vragen, dan zal het wel gaan. – Veel hartelijks en heel veel dank voor het aan mijn voeten gelegde lied.

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA