MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440613 Thea Diepenbrock aan Anny Vermeulen-van Hengst

Thea Diepenbrock

aan

Anny Vermeulen-van Hengst

Amsterdam, 13-17 juni 1944

13-17 Juni '44

Lieve Anny, de post schijnt toch nog te gaan, dat doet me plezier, want ik had gehoord dat de sneltrein naar Parijs niet meer gaat en dat geeft zoo'n gevoel van stagnatie – misschien dat het geld van half Juni nu ook nog doorkomt. Tegelijk met je briefkaart van 23 Mei kwam de brief van 5 Juni, ongeopend. De brief van Matthijs laat op zich wachten. – De eerste dag van de invasie bracht hier natuurlijk wat onzekerheid, er waren geruchten over een landing in Zeeland en je wist niet wat het worden zou, vooral wat het treinverkeer betreft. De eerste dagen reisden de menschen minder, ze hadden zoo'n idee van maar bij honk te blijven, maar nu is alles weer normaal, tot op een of andere dag het wel weer anders zal worden! Grappig dat Donald net thuis was bij de groote gebeurtenis. Wat is zijn werk eigenlijk? Die gasbeperking is wel lastig zeker? Wij hebben het hier een tijdje gehad, maar toen was er alleen van 3-5 geen gas, dus daar merkte je niet veel van. Hebben jullie geen electrisch keteltje? – Je schoonzuster heeft voor deze week afgezegd; omdat ze een "zeere" vinger heeft; er is in gesneden, het zal wel pijnlijk zijn, vrees ik. De vorige week konden wij haar niet hebben, omdat we naar den Bosch moesten. Dat was een idioot avontuur: een volkomen onbespeelbare vleugel werd me voorgezet, waar we nog hebben zitten hannessen, maar zonder resultaat; toen zijn we verhuisd en daar was de vleugel valsch! Voor mij was het ijselijk. J. was o wonder toch nog goed op dreef. Mijn schouders doen geen pijn meer, de arm prikt op ongeregelde momenten, een beetje angstig bij het spelen, want het geeft een gevoel van machteloosheid. Maar het gaat al beter, het is een zenuwontsteking. Vroons heeft de liederen teruggestuurd, hij schijnt weer in Parijs geweest te zijn en ze nu pas verzegeld mee terug te hebben kunnen nemen. Ik ben blij dat je weer een cadeautje van Tante Cécile hebt gekregen, ook omdat er uit blijkt dat zij fut voor zooiets heeft. Zij is zoo ernstig ziek geweest en is toch eigenlijk niet hersteld, – als ik dus een tijdlang niets van haar hoor, word ik altijd een beetje bezorgd.

Wat zal ik je van ons vertellen? We hebben een tijd in de narigheid gezeten – ik denk dat mijn vorige briefjes wel nerveus geweest zullen zijn, je hebt het dus misschien wel gemerkt. De rust schijnt weergekeerd, maar alles is onopgehelderd, dat is vervelend. We waren ineens ingesponnen in een net van vunzigheden, het was een wonderlijke aaneenschakeling, die plotseling kort voor Pinksteren begon en nu… foedsjie is! Sinds een paar dagen hebben we geen telephoon (alleen kantoren nog maar en dergelijke) en dat maakt het voor iemand die chanteeren wil ook bezwaarlijker. Dus ademen we weer vrijer!

J. zit soms in groote moeilijkheden met Engeljan. Dat is iets dat bij een dergelijke vriendschap niet uit kan blijven. Het kost bij wijlen wel een hoop van haar krachten (en daardoor ook van de mijne) maar zij heeft zoo'n gelukkig temperament, dat zij zich altijd gauw weer herstelt en dan klaart de heele situatie gewoonlijk weer op. Engeljan houdt, op initiatief van Jo-tje van Dam v Isselt, de vriendin van Pom, 3 lezingen (in abonnement) over Jani, Pom en Marsman. J. is vanmiddag naar Utrecht gegaan voor de tweede. Het lijkt mij niet makkelijk over Pom een heele lezing te houden: hij is wel een figuur, hij heeft invloed gehad, maar het is eigenlijk geen oeuvre van belang dat hij gemaakt heeft. Ik geloof dat Engeljan het ook wel moeilijk vond.

Wat vindt Matthijs eigenlijk van Proust? Ik denk aan wat hij schreef over Zola en Huysmans etc.: dat er geen tijdgenooten waren, die wat te beteekenen hadden – laat hij Proust gelden als een tijdgenoot van beteekenis? En Valéry? Ik ken ze veel te weinig om er een oordeel over te hebben. Onder het reeksje "decadenten", dat hij opnoemde, zou ik Ravel en Debussy niet willen rekenen, Ravel niet omdat hij jonger is, geen '80 of '90-er is, en Debussy al daarom niet, omdat bij muziek altijd zoo ontzettend veel vakmanschap te pas komt, dat het niet te vergelijken is met een zeker soort dilettantisme of hoe moet je het noemen? onrijpheid? on-volheid? dat ik bij sommige van die schrijvers constateer. Het is waar dat er nooit ziel te veel kan zijn, en als de '80-ers de ziel op de verkeerde manier zochten, zal dat hun monopolie wel niet zijn, want dat zullen we wel gedurig doen! Ik zei dat ik er niet rouwig om was dat die geest van 1890 geen voortzetting had gehad; dat was misschien wel verkeerd gezegd, omdat het andere (Zola) heelemaal niet de moeite waard was om voortgezet te worden; maar het was begrijpelijk dat er niet veel meer uit voortkomen kon, want het was toch tè individualistisch geworden. Natuurlijk is elk kunstenaar een individualist, maar hij moet toch iets hoogers aanbidden dan zijn eigen gevoelsleven. – Ik heb niet meer de gewoonte om me behoorlijk over iets uit te drukken, dat merk ik wel, ik zal het klimperend wezen hiernaast voor een deel er de schuld maar van geven!

Op voorschrift van de bisschoppen werd er vandaag bijzonder gebeden tot O.L. Vrouwe van Fatima – zweert Anny daar ook bij? Ik ben vanavond in het Lof geweest, dat stamp- en stampvol was. Soms denk ik dat we toch iets meer verlangen naar God hebben nu dan in 1890 of in 1920, of zou dat niet zoo zijn? Waarom worden er zoo verschrikkelijk veel menschen gefusilleerd? Toch niet omdat ze materialist waren, maar omdat zij voor een of andere idee vochten; waren zulke menschen er in 1920 ook? (ik bedoel in potentie), was het toen niet mode om enkel maar cynisch te zijn? Zijn dat tijdgenooten, al die slachtoffers? (tijdgenooten in den zin van: menschen met ziel?)

Ik moet nog even een paar pakjes wegbrengen in de vreeselijke regen – da-ag, ik hoop dat de post blijft doorgaan en dat ik binnenkort weer wat hoor. De clearing schijnt nog normaal te zijn. Veel liefs,

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA