MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19430729 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 29 juli 1943

29 Juli 1943

Beste Mijnheer Vermeulen, eindelijk heb ik een paar uur rust; er is luchtalarm en ik kàn er dus zelfs niet op uit gaan om nog weer dingen te doen die nog voor mekaar gebokst moeten worden. Misschien is het alarm wel gauw afgeloopen, maar dat kan je nooit weten en het lijkt wel of er een flinke stroom overkomt. U hebt u, hoop ik, niet ongerust gemaakt over de aanvallen op Amsterdam. Het is steeds op de buurt over het IJ gemunt, waar de meeste kriegswichtige bedrijven zijn. Er zijn daar in Noord wel akelige dingen gebeurd, maar bij ons merk je er eigenlijk weinig van − het gaat zoo gauw: even wat gerommel en wat schieten en het is weer voorbij.

Het spijt me dat ik niet nog eens op de Ave's terug kan komen, ik heb geen oogenblik tijd meer gehad me ermee bezig te houden. Vanochtend belde v. Wezel op en het bleek dat de Parijsche uitvoering van "zijn" sonate hem de oogen uitsteekt. Hij wil haar spelen op een concert in October met Hengeveld, een jong pianist die eerst enkel virtuoos leek te zijn, maar den laatsten tijd blijk heeft gegeven van toch een werkelijk artist te zijn. Van de tweede Ave denk ik niet dat ik gezegd heb dat ze onzingbaar zou zijn. Ze is dat voor een mezzo; een sopraan zal er nog moeite mee hebben omdat het zooveel op één hoogte blijft. De zware partijen van Wagner of Verdi hebben veel meer verschil in hoogte, alleen Strauss stelt hooge eischen aan het uithoudingsvermogen in dit opzicht. De intonatie is niet zoo moeilijk, geloof ik, maar de adem! En de pianopartij is werkelijk heel lastig te lezen. Maar u hebt gelijk, dat Debussy indertijd ook zoo moeilijk was. U spreekt van "modern" − ik weet ook niet wat dat begrip inhoudt. Het eenige wat ik weet is dat aan de strooming van den tijd toch niet heelemaal te ontkomen valt. Anders zou de vorm ook niet hoeven te wisselen.

De ellende van dat concert in Parijs kan ik me levendig voorstellen. Natuurlijk was u erop voorbereid, en toch is het altijd weer ellendig zooiets te moeten ondervinden. De tijd van voorbereiding was natuurlijk veel te kort. En dan nog! Ik ken onder de musici eigenlijk maar drie menschen die werkelijk muzikaal zijn.: Toscanini, Bernac en Peter Stadlen (pianist). De pianisten zijn nog het grootste tuig van allemaal. Of misschien is het ook niet juist, er zìjn er alleen maar zoo ontzettend veel en daarom merk je het zoo. Eens heb ik naar aanleiding van een recital van een violist Noske (zoon van den uitgever) geschreven dat hij eens een jaar lang geen viool moest spelen en eens op een eenvoudige melodie moest gaan zitten turen en luisteren.(of iets dergelijks) en toen heeft Reeser het stukje natuurlijk niet opgenomen:1 Noske was een respectabel violist en het ging niet aan hem naar de solfège-klas te verwijzen! Heb ik geschreven dat ik de ouders van Onnen heb ontmoet? Het was op een concert met Bertus in Utrecht. Mijnheer is een ouderwetsche melomaan en zei dadelijk dat we de Dichterliebe toch ook eens moesten zingen! En Mevrouw bleek vreeselijk trotsch op haar schoondochter. Over Mengelberg, zie ik wel, zijn wij het toch niet eens! Wat betreft de indignatie over het op één lijn stellen van A.D met Zweers en Wagenaar, àltijd weer, zijn wij u natuurlijk een bootlengte voor: wij lezen dat nu al 20 jaar en het deert ons niet erg meer. Ook is wel iets van een kentering merkbaar. (Daar gaat het luchtalarm af, maar nu ben ik eenmaal bezig en zal maar doorgaan!) Wat u over Pappie schrijft: zijn offers aan den Nijd en de beschrijving daarbij van de flonkering in zijn oogen, hebben wij weer met plezier gelezen. Er zijn zoo weinig menschen meer die hem gekend hebben en zeker geen die zijn beeld zoo goed weten op te roepen. Het is voor Reeser reusachtig moeilijk, hij begint nu zooveel te begrijpen, maar hij zei laatst b.v.: ik kan me je vader nog steeds niet lachend voorstellen. En hoe zou hij ook? Hij kent de kwinkslagen uit de brieven, maar de flonkering in de oogen heeft hij niet gezien en de portretten zijn bijna zonder uitzondering somber. Weet u van ons boek zoo goed als niets? Dat is niet waar. Het eerste deel (van 3) moet 1 Jan. persklaar zijn, wat zeker niet lukken zal, maar dan toch te naaste bij. Den omvang kunnen we nog altijd niet overzien, omdat de zaak nog niet getikt is. We hebben voor het 1e deel de brief-fragmenten uitgezocht en wat we uit recensies aanhalen. Nu moeten er nog een massa details nagezocht worden en we moeten nog vaststellen wat we uit de muziek citeeren en er moet een inleiding geschreven worden over de jeugd (waaromtrent geen nauwkeurige data bestaan) en nog een voorwoord, denk ik. Ook worden alle aangeschafte boeken op datum erin vermeld en met het in kaartsysteem brengen daarvan is R. ook nog niet klaar. Hij moet het dan tenslotte dicteeren aan een tikjuffrouw en dan kunnen we eigenlijk pas goed beoordeelen of er nog geschrapt moet worden , of we ons herhaald hebben in citeeringen en of het goed aansluit. De uitgever is (als de oorlog voorbij is) Het Spectrum in Utrecht, een goede uitgever. Waarom dacht u dat ik het indiscreet zou kunnen vinden als u ernaar vraagt? Integendeel. Ik vind bovendien nooit iets indiscreet.

Nu kom ik pas aan mijn felicitatie met het gereed komen van de symphonie. U hebt haar met groote innerlijke tevredenheid doorgelezen − hoe kan het beter? Weet u wat ik wèl hoop? dat de gang van de civilisatie een beetje voortmaakt, want over 50 jaar ben ik dood en als vóórdien de symph. niet gespeeld zou worden of ik zou haar niet kunnen begrijpen, zou me dat spijten, dat begrijpt u wel, hè? Wat mij betreft, ik ben heel geneigd aan mirakels te gelooven, of het nu een sprong van de beschaving is die mij de symphonie eerder doet begrijpen of dat het het fietsongeluk van J.2 is. L'histoire d'une âme heb ik gelezen, 6 jaar geleden, vond het erg mooi, terwijl ik er tegenop gezien had vanwege de bondieuserie, die er om Ste Thérèse heen is. Uw ontzetting over Parijs kan ik me wel begrijpen. Hier zou het u waarschijnlijk niet anders gaan. Er is toch zooveel ellende en er is ook heusch wel iets veranderd in de menschen.

Veel hartelijks,

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Eduard Reeser was destijds hoofdredacteur bij de NRC.
  2. Vermeulens zoon Josquin.