MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19430525 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 25 en 29 mei 1943

25 Mei '43

Beste Mijnheer Vermeulen, Ja, u had wel lang gewacht met schrijven. Ik dacht dat de vreugdig-bewogen finale u in zijn greep hield. Maar er waren blijkbaar nog andere complicaties. Als ik bedenk hoe gelukkig u was in het begin van den oorlog om te kunnen componeeren ("zoo te kunnen doorgaan tot ongeveer mijn tachtigste jaar"), dan lijkt het me toch wel heel waarschijnlijk dat uw gedrukte stemming van het laatste jaar samenhangt met physieke zwakte en toenemende zorgen omtrent de uwen. Want als die stemming alleen te verklaren was uit een teveel aan sentiment en uit het onmogelijke dat den componisten pleegt aan te kleven, hoe dan de gelukkige stemming van 1940-'41 uit te leggen? Maar laat ik u niet van de wijs brengen met deze overpeinzingen; u bent nu met een nieuw gedeelte van de finale bezig en dat ging goed, dat is toch maar de hoofdzaak.

Ik heb u over de Ave's nog heelemaal niet geschreven en moet dat ook uitstellen totdat ik gelegenheid gehad zal hebben me er meer mee bezig te houden (dat zal wel Juli worden.) De tweede, waar de goede Josquin wel niets mee zal weten aan te vangen, is inderdaad, zooals u indertijd al zei, ontzettend moeilijk. Niet de zangstem – die is weliswaar onzingbaar, maar heel begrijpelijk – maar de pianopartij blijft na een paar keer doorspelen nog heelemaal ondoorgrondelijk. De zangstem lijkt me wel heel mooi: een gepassioneerd psalmodieeren; een viool zou het kunnen spelen, voor een stem is het, geloof ik, tè inspannend, diè hoogte zoo lang achter elkaar en dan nog een lange adem. De pianopartij zou je eerst net zoo lang moeten studeeren tot de vingers het doen, totdat het lezen dus geen inspanning meer kost; voordien kan het oor niet aan het werk gaan, geloof ik. Of, een andere manier is misschien om eindeloos te zitten lezen op het droge. In ieder geval is het een stuk, waar ik voorloopig totaal geen oordeel over heb. De 2 andere zijn in vergelijking hiermee heel eenvoudig. Van het derde spreekt de zangstem erg bij mij aan (jammer dat het voor Joanna ook te hoog is) – –

29 Mei.

Het was overmoedig van mij aan een brief te beginnen, want ik kon best uitrekenen dat ik dien dag en de daaropvolgende geen tijd zou hebben hem af te maken. Wat ik daar schreef over het derde Ave is eigenlijk niet juist uitgedrukt. Ik bedoelde te zeggen dat de melodie in het algemeen gemakkelijk aanspreekt (dat lijkt mij tenminste), maar mij persoonlijk is zij, geloof ik, niet heelemaal sympathiek, ook die klokachtige begeleiding niet, wèl het polyphone middenstuk. Nee, ik geloof dat ik, zoover als ik nu ben, het meeste houd van het eerste. Dat lijkt mij erg mooi en ook toegankelijk, ik hoop mij daar binnenkort eens meer mee bezig te kunnen houden.

Wilt u Anny bedanken voor haar twee laatste briefkaarten? Moet u nu heusch nog belasting betalen? Ik hoop alleen die voor het huis; anders zou het toch belachelijk zijn. Pepermunt-thee drinken wij ook. Het is lekker frisch en goed voor de maag. Maar het verveelt veel gauwer dan echte thee en heeft ook dat opwekkende niet. Eerst hadden wij een heel liefelijk, Biedermeiersch theetje van erica en lavendel en rozenbladeren en zoo meer, prachtig blauw-groen van kleur. Maar natuurlijk is het niet meer te krijgen.

Ik zit nog met alle stoelen om me heen, van een concert dat vanmiddag bij ons gegeven is. Gisterenavond waren er nog meer gasten aanwezig voor een voorlezing van de Agamemnon van Aeschylus. Het was heel mooi, alleen kon de mannenstem het beeld van Kassandra niet oproepen, Klytemnestra wel, maar Kassandra niet, dat was heel eigenaardig. De vertaling was van Boutens ook – mooi vond ik over het algemeen. Nu Joanna en ik 4 weken lang geen concert hadden, konden wij zooiets weer eens organiseeren. Met Bertus gaat het nog steeds door, bijna elken Zaterdag en Zondag, maar dat kost geen repetitietijd meer.

Met Reeser ben ik nu ook weer aan de gang. Hij is een maand of twee weggebleven, omdat hij een gedenkboek schrijven moest. Nu dat klaar is, is hij weer een en al A.D. Hij gaat allerlei menschen opzoeken die Pappie nog gekend hebben en begint zich al wel een goed beeld te vormen. Sinds dat akelige boekje is hij aanzienlijk gegroeid, ook door zijn huwelijk met een heel zuiver op de graatsche vrouw, die, ondanks haar verregaande nuchterheid, in vele opzichten een goeden invloed op hem heeft. Toch is het maar goed dat ons boek zich in hoofdzaak zelf schrijft, want R. is nu eenmaal niet van het caliber om een mooie biographie te kunnen schrijven. Dat weet hij zelf ook heel goed. Als hij dat niet wist, zou het verschrikkelijk zijn. Tusschen u en hem zal wel nooit eenig contact ontstaan, vermoed ik, die beide naturen zijn te verschillend. Een paar van uw brieven, waarin u anecdotes over Pappie schreef, heb ik hem laten lezen, en toen hij ze me teruggaf zonder een woord te zeggen, begreep ik al dat ze hem niet "lagen", en dat heeft hij mij later ook bekend. Joanna en ik vinden het soms zoo vreemd dat we met zoo verschillend soort menschen kunnen opschieten: van onze vrienden zijn er tallooze die het onderling weer heelemaal niet met elkaar vinden. Is dat niet gek?

Na uw laatste korte briefje reken ik erop dat u een volgende keer weer eens uitvoeriger schrijft. Moet Donald al binnenkort weg?

Veel hartelijks,

uwe

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA