Thea Diepenbrock
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 15 januari 1943
15 I 1943
Beste Mijnheer Vermeulen, Hartelijk dank voor den langen Oude- en Nieuwejaarsbrief. Ik vind het vreeselijk naar dat het uw vrouw zoo slecht gaat. Laat zij toch niet volharden in het niet-naar-den-dokter-gaan. Wie weet, of hij niet voor extra boter, melk of suiker kan zorgen. Het is toch altijd te probeeren. En bij zooiets mag het geld toch ook geen rol spelen. Wat de aardappelen betreft, dat begrijp ik niet, iedereen kan toch tegen aardappelen, wij lèven hier van aardappelen. Hebben de jongens de wegen niet om aan allerlei te komen? Dat begrijp ik niet, iedereen is haast in die zaken betrokken tegenwoordig. De volgende maand zal ik meer geld sturen, maar wacht u daar niet op, ziet u geld te leenen, van de nonnen of van een vriendelijke meneer op de B.N.,1 ik weet het niet, maar er moet toch altijd wel iemand te vinden zijn. Gaat u zelf naar het consulaat toe en zegt u dat het zoo niet langer voort kan gaan met uw vrouw. Vindt u ook niet? er moet dan toch iets gebeuren.
Binnenkort meer, ik schrijf in haast, veel liefs,
Thea
Wat Ruyneman betreft, wij treden niet op in publiek. v. Wezel kan de cellosonate spelen. Onnen (asp. impresario) kan u zeker aan eten helpen.
briefkaart
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA