MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19420913 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

13 september 1942

13 September '42

Beste Mijnheer Vermeulen,

U roert zooveel dingen aan in uw brief, dat ik lang noodig zal hebben er op in te gaan! Maar het gaat mij allemaal zoo ter harte, dat dit Zondagmiddagje dan nog maar vacantiemiddagje moet worden. Wij danken u voor uw meelevende gedachten op 30 Augustus. Het zal u verbazen, maar het zijn niet die laatste dagen geweest die voor ons het zwaarst waren. Ik herinner me dat we tegen onzen dokter, die een goed vriend van ons was geworden, zeiden, dat we tegen den begrafenisdag wel erg opzagen, en dat hij toen, met een roeiersterm, zei: och, je ligt immers zoo voor. En dat is waar gebleken; het meest gehuild hebben wij in Juli, toen hebben wij het afscheid doorproefd, de rest was toegift en zoo liefelijk. Moeder had gezegd, dat ik wat van dien laatsten tijd wat moest opteekenen in mijn dagboek, omdat wij zoo'n gezegend, ongelooflijk harmonisch samenzijn hadden; op het moment dat zij het zei, kòn ik het niet, omdat ik toen voortdurend nog veel te veel aangedaan was, maar eind Juli ben ik begonnen en heb het tot het eind toe voorgezet. Moeder wist sinds Juni '38 dat haar ziekte ongeneeslijk was en in dat jaar, waarin zij het wèl aan Joanna , maar niet aan mij verteld had,– omdat zij dacht dat het voor mij te zwaar was –, had zij zich, zooals zij zei, op den dood voorbereid. Toen wij haar er eens om bewonderden dat zij nooit een klacht uitte, zei zij: ik heb mijn heele leven lang plannen gemaakt en dat doe ik nu nog. En inderdaad dacht zij eraan dat wij den meubelmaker moesten laten komen of dat Koosje het een of ander moest doen, maar dat niet alleen, zij maakte ook, om zoo te zeggen, plannen voor haar dood. Wij hebben in de grootste liefelijkheid alles met haar besproken, over het bidprentje, over de uitvaart, over de annonce zelfs; ik kan niet anders zeggen dan dat het lief was, het had niets uit te staan met een tyrannieke oude vrouw op haar doodsbed, neen, het was een samen overleggen van ontroerende dingen – Zoo heeft ze ook nog een paar souvenirtjes uitgezocht voor haar petekinderen en we hebben het zilver en haar sieraden verdeeld in innige genoegelijkheid, we hebben uit oude dagboeken van haar voorgelezen tot 4 dagen voor haar dood en gepraat over dingen uit het verleden en over onze toekomst, die weinig omlijnd was. Het afscheid moet wel heel zwaar voor haar zijn geweest, want zij hield nog van het leven. Maar zij had een enorme wilskracht en zij telde zichzelf niet. Ontzettend dankbaar zijn wij geweest dat zij geen pijn hoefde te lijden – misschien hing dat met die wegcijfering van zichzelf samen: de nachtzuster althans, die de laatste dagen gekomen is, zei, toen wij haar vertelden dat Moeder geen pijn had: o, dan is uw moeder zeker altijd streng voor zichzelf geweest. Merkwaardig, vind u niet? Het was iets, dat die zuster gewoon uit haar ervaring zei. De laatste drie dagen heeft Moeder niet meer gesproken, zij was toen bepaald al gedeeltelijk weg van de aarde en wij hebben ook niet getracht haar terug te halen om haar den strijd niet moeilijker te maken. Joanne en ik hadden precies den zelfden indruk: dat zij een gesprek voerde met de onzichtbare wereld, zij schudde met haar hoofd af en toe ja en neen. Het was allemaal prachtig, wij hebben er eigenlijk alleen maar een heerlijke herinnering aan, hoe vreemd het klinken mogen. En toen, den dag na Moeder's dood is Juffrouw Ament gestorven (de oudste, de andere leefde al niet meer) en toen hebben wij het de heele maand September ontzaglijk druk gehad met het opruimen van haar huis. Wij hadden mee-geërfd en haar zuster en zwager, die weinig contact met haar hadden, zagen tegen dat opruimen op en lieten ons het meeste werk doen. Zoodoende hebben wij geen tijd gehad om ons verlaten te voelen; daarna hadden we het in Amsterdam wéér ontzaglijk druk: eindelooze wasschen, waar niets aan gebeurd was, 800 condoleanties, een meisje in huis, enz. Wij hadden het dolgraag minder druk gehad, om meer met het gebeurde bezig te kunnen zijn, maar het zit toch diep in onze herinnering gegrift en misschien was al die drukte dan toch wel goed. En het is waar wat u zegt: "die eerste beweging van het hart blijft bewegen en roeren". Ik zei eens op een nacht tegen haar (wij sliepen om de nacht bij haar): je moet mijn handje blijven vasthouden – vanaf dat ik kind was, liep ik altijd graag hand in hand met haar – en ik heb werkelijk het gevoel dat zij dat ook doet.

U hebt gelijk dat noch Pappie noch Moeder ervoor gevoeld zouden hebben als Moeder in een biographie van Pappie veel plaats zou innemen. Ik heb het er met Moeder wel over gehad, in verband met de kwestie van het gemengde huwelijk al (die zaak was in 1895 niet afgeloopen, maar heeft zich steeds voortgezet). Dat is eigenlijk wel van veel gewicht, maar Moeder was toch van oordeel dat er niet teveel nadruk op gelegd moest worden, en ik geloof dat zij gelijk had, want Pappie's muziek en zijn gedachtenleven zijn, ook zonder dat men daar veel van af weet, te benaderen. Animatrice was Moeder zeker, maar niet zoozeer ten overstaan van het creatieve in Pappie, als voor alle practische dingen, uitvoeringen dus in de eerste plaats; en haar onvoorwaardelijke geloof in zijn muziek zal hem natuurlijk gestimuleerd hebben.

Ik begrijp maar niet dat u me die geschiedenis met "Im grossen Schweigen"verteld zou hebben; dan zou ik het me toch moeten herinneren. Voor Joanna was zij even nieuw als voor mij. In Louveciennes hebt u me bepaald niets verteld uit den ouden tijd en uw brieven heb ik altijd goed gelezen! Het verhaal is heel karakteristiek, we zijn heel blij het te kennen en zullen het niet meer vergeten!

Wat F.N. betreft, die afkeer jegens hem heb ik heelemaal niet. Ik heb altijd hartgrondig medelijden met hem gevoeld, ik dacht altijd als ik hem las: hè, ik wou dat ik hem gekend had en hem een beetje had kunnen troosten en hem ten opzichte van het Christendom misschien een beetje anders had kunnen orienteeren. Dat dit laatste buiten de mogelijkheden lag, weet ik natuurlijk heel goed, anders was er wel zoo'n vrouw in zijn omgeving geweest – Sterk in Nietzsche ben ik zeker niet. Ik heb in mijn jeugd een heel onbewusten drang gehad om alles te willen kennen wat Pappie had bezig gehouden. Ik sloop zijn kamer binnen en neusde er rond, en toen ik omstreeks 19 jaar was, wilde ik F.N. leeren kennen, maar daar zijn philosophie me onbereikbaar leek, heb ik me op de brieven gesmeten, om althans den mensch een beetje te leeren begrijpen. Daarna ben ik ook zijn werken gaan lezen, maar onvolledig en zonder eenige hulp. Naar mijn idee is het allereerst de philoloog-kunstenaar geweest, waartoe Pappie zich aangetrokken gevoeld heeft: iemand die Wagner in de philologie betrok! Pappie leed immers vreeselijk onder de onderwijsmethode van de Universiteit en zoo kon het wel niet anders of "Die Geburt d. T." moest een revelatie zijn. Verder boeide hem de snijdende critiek op zijn tijd en zijn landgenooten, hij zag hem als cultuurhistoriker, niet als philosooph. In het stuk tegen de Boer staat toch zooiets, dat hij de philosophie niet begrijpt en er zich ook niet voor interesseert. Vindt u het proza niet dikwijls opwindend van schoonheid en is er niet heel veel hoogheid, zuivere, ijle lucht in zijn uitingen? Hij stak toch wel hoog uit boven den plebeïschen geest van zijn tijd. Het dionysische in Pappie heeft, dunkt me, met dat van F.N. niets te maken, het was van heel anderen oorsprong. Reeser heeft zich met al deze dingen niet bezig gehouden. Juist omdat hij er geen kans toe ziet het te doen, wil hij een boek met feiten schrijven. Het boek met overpeinzingen zal hij graag aan u overlaten! Dat werk van die twee Zwitsers zal ik eens aan hem vragen of hij bezit, ik zou het wel graag willen lezen. Die F.N.-biographie ken ik niet (ook de Wyzéwa over Mozart niet), ik heb zoo ellendig weinig tijd om te lezen, ik lees alleen bij den kapper en eens in de week in den trein naar Hilversum. Datzelfde van Andler, om alles te willen lezen wat zijn studie-object heeft gelezen, streef ik ook na, maar ik zal het wel niet bereiken. Ik heb nu een paar Huysmansen gelezen en nog wat fin de siècle-romans. Het is wel goed daar een beetje mee bezig te zijn, want die tijd staat ons alweer zoo ver.

Ik moet vanavond naar een concert Grieg-Röntgen-Brahms – beklaagt u me? Zagen, hakken, schoffelen, lezen en componeeren, dat is nog eens een idyllisch leven! Wilt u Anny bedanken voor haar briefkaart? Allen veel hartelijks,

uw Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA