Richard Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen
Bloemendaal, 1 april 1929
2de Paaschdag 29
Beste Thijs
Nadat wij elkaar begin December zagen schreef ik geloof ik niet meer. Het leven is ook zoo roezig, en wat nu voor ¾ mijn taak is en zooveel kracht en concentratie van mij eischt, daar sta je uit den aard zoover van af, dat ik er niet toe kom daar over te schrijven, of te spreken.
Nu is 't Paaschvacantie, treinen vol Hollanders zijn naar Parijs en Brussel vertrokken, gelukkig dat je in Louveciennes wel niets van die landgenooten zult merken. 't Is of 't na dien uittocht hier stiller is, je ziet alleen natte straten en hoort de wind. Van een echt Paschen heeft 't niets, alles nog kaal na dien onmeedoogenloozen winter. Zijn jullie 't allen goed doorgekomen, hier was veel griep. Zoo'n winter vreet wel enorm energie op, alleen reeds 't loopen naar den trein tegen een halven storm in bij 25° vorst, was een prestatie.
Jany liet mij laatst 't begin van je brief lezen, waarin je nog eens uitvoeriger schreef, waarom je niet op mijn voorstel in wildet gaan. Ik moet dit respecteeren, en te eerder nog daar ik je composities niet ken.
Het is wel heel moeilijk voor je, en dubbel bewonderenswaardig vind ik 't daarom, dat je zoo reëel tot het leven blijft verhouden.
Krijgen wij alweer spoedig een stuk van je in de Gids, – de Gids waar Jany, Pom N en ik veel beter over te spreken zijn de laatste maanden. De laatste nummers waren heel goed.
Het plan om nog onverwacht even naar Chartres te komen blijft nog levend, – maar 't moet eerst warm en zonnig worden.
Hartelijke groeten voor Annie en voor jou.
tt
Rik.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA