Adriaan Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen
Bergen, 1 november 1928
Bergen, N.-H.
Nov. 1. '28.
Donderdag.
Beste Thijs,
Je briefje deed mij blozen van schaamte en ik vraag je een vergeving, waar ik het recht niet op heb. De laatste maanden was ik àl te zeer ontwend geraakt aan mijn Gids-plichten: de ingezonden poëzie-copie liet ik ongelezen zich opstapelen sinds eind Juni en Colenbrander schreef mij onlangs of ik in staking gegaan was. Maar de lezing van je prachtige stuk over Thibaud had mij aan mijn schuld moeten herinneren. – Enfin, morgen stuur ik je het bedrag (nú is 't al te laat).
Jean Barois ligt nu bij het stapeltje boeken, dat ik dit jaar-einde nog wil lezen. – "De Gids" begint nu eindelijk zijn "staff" van chroniqueurs te krijgen: naast jou voor Fransch, Marsman voor Duitsch, den Doolaard voor Engelsch, Jeanne van Schaïk voor Amerikaansch, en Jan Greshoff voor Holl. romans. – Overmorgen hebben wij redactie-vergadering in A'dam; dan zie ik Pom weer eens – maar hij heeft zich nu weer ingericht in den Haag en ik hoop, dat hij erin zal slagen voorloopig wat meer honkvast te blijven.
Hoe gaat 't jullie? en je muziek? .... staat die nog altijd onder het teeken "à quoi bon"? Ik zal graag nog eens iets van je hooren.
Hartelijke groeten, ook aan Anny, en een hand van
je
Jany
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA