MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19280226 Matthijs Vermeulen aan A. Roland Holst

Matthijs Vermeulen

aan

Adriaan Roland Holst

Louveciennes, 26 februari 1928

Louveciennes (S et O)

21 Rue de Voisins

26 Februari 1928

Beste Jany,

Wanneer je Stols kunt overreden om het Beethoven-stuk te herdrukken in eene mooie editie, en als me dat bovendien vijftig gulden zou opleveren, zie ik slechts redenen om enthousiast te zijn. Ga je gang.

Stuur me zoo gauw mogelijk de sonate van Van Domselaer. Als ze ook maar eventjes de kwaliteiten heeft, in positieven of in negatieven zin, om tot kapstok te dienen, zal ik er een artikel aan ophangen; een artikel dat ik met zorg zal baseeren op niets dan muzikale en menschelijke feitelijkheden. Gauw, kerel. Je hebt er geen idee van hoe ontbloot ik ben van préjugés. Maar als men de préjugés van anderen ontbloot verwijten ze je altijd dat je bevooroordeeld bent. Dat is logisch.

Pijper lijkt me niet "tot de geestelijke tanden bewapend"; enkel tot de cerebrale; men kan zelfs niet zeggen tot de intellectueele, wijl dit woord een etymologische beteekenis heeft dat duidt op een voor Pijper gesloten tuin. Hij behoort in zijn psychische sfeer tot het plantenrijk ("schimmels"!!), tot de wezens aan wie de beweging ontzegd is. Ik zag hem nooit toegankelijk tot de… vervoering. Ik bespeurde nooit bij hem de aanwezigheid van die activiteit, waarop alle mirakelen berusten; van dien onbedwingbaren stroom, het eenige wat 't leven de moeite waard maakt. Geef daar eens een goede definitie van! De mensch in de duizendste macht.

Mijn laatste artikel voor "De Gids" ging over "Le Grand Meaulnes". Ik verstuurde het 9 Februari en hoorde er niets meer van. Ik vrees dat ik dit nummer mis, wat me financieel bijzonder contrarieert. Ik ben bang dat het stuk je niet bevallen zal. Le Grand Meaulnes is een meesterwerk, vooral wegens zijn belichting lijkt me. Doch een demon dreef me om voor de helft van het stuk te schrijven over den invloed van den oorlog op de Fransche psyche, en op de mijne. Dit is niet zonder belang, want deze invloed zal zeker de Fransche cultuur determineeren voor minsten vijf en twintig jaren. Het stuk werd ook vrij goed geschreven. Ik vrees echter dat de aangeroerde "snaar" in Holland geen gelijkgestemdheid vindt. Maar het moest absoluut geuit worden.

Heb je 't laatste boek gelezen van André Thérive "Sans Ame"? Chef-d'oeuvre complet. Document van dezen tijd en van dit volk. Klassiek. Even alles-omvattend als Madame Bovary voor zijn époque. Uniek.

De Herinnering! Als je al je indrukken nagaat, en alle verzen en alle muziek die het mooist lijken, zul je moeten merken dat, van de oudheid tot heden, een accent diepere tonen krijgt naar mate het vervlochten werd in de Herinneringen. (Ik geloof dat de grootste charme van Le Grand Meaulnes de kleur is der herinnering.) De heele Mei van Gorter b.v. is herinnering. Onze onmacht: het geluk te vatten in het moment.

Ik noteer dit heele rommeltje in haast; om je direct te antwoorden. Hoe lang zul je me laten wachten, zelfkweller? Hartelijke groeten van Anny. Kom je nog? Ook hier is de hemel blauw en de zon schijnt. Sinds half Januari heb ik sneeuwklokjes en primavera's; verrukkelijke, nuttelooze, raadselachtige dingen in den kouden wind en het nog barre getij.

Handdruk van je

Thijs

z.o.z.

Eheu… Fugaces labuntur anni….

Aardige verzen van Tristan Derème uit "la muse française":

Acaste, savez-vous comme pense un poète,

Et s'il pense? Je vis un peu comme un oiseau.

L'azur me plaît; une ombre aussitôt m'inquiète;

Et pour me consoler je souffle en un roseau.

C'est peu comme un autre; on en connaît de pire.

Mais est-ce bien jouer que d'avouer son cœur?

Et lorsque en ce roseau j'entends que tu soupires,

Muse, est-ce pour répandre une fausse douleur?

Tu le dis. Mais parfois j'ai vu couler les larmes,

A feindre de la sorte as-tu trouvé des charmes?

Tu souris, et ton âme est pleine de tourments;

Tu fais une musique à ta mélancolie

Et caches sous des fleurs les peines de ta vie,

Mais je sais bien que tu nous mens.

Acaste, vous savez quelle est ma destinée.

Je contemple déjà ma jeunesse fanée,

Et bien que les regrets soient toujours superflus,

Je songe à tant de soirs qui ne fleuriront plus,

A tant d'aurores de naguère

Ou, si vous voulez, de jadis,

A ces printemps d'avant la guerre.

O printemps de mil neuf cent dix,

Mil neuf cent onze, douze, treize!

Perdus dans les cieux inconnus,

Matins toujours nouveaux où mon cœur était aise,

Avrils, qu'êtes-vous devenus?

Het is vooral de laatste strofe die me 't meeste zegt. Er ligt in die droge enumeratie van een paar jaartallen een exquise en virtuose, lijkt me, pijn. Men kan overigens April en de Muze nog slechts aanroepen in 't Fransch.

Tot den volgenden keer.

Verblijfplaats: Den Haag, Literatuurmuseum