MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19270218 Matthijs Vermeulen aan A. Roland Holst

Matthijs Vermeulen

aan

Adriaan Roland Holst

La Celle Saint-Cloud, 18 februari 1927

La-Celle-St-Cloud (S et O)

1 Rue de Vindé

18 Febr. 1927

Vrijdagmorgen.

Beste Jany,

Merci voor je brief, die al een week naast me ligt. De eerste helft van februari was bijzonder moeilijk voor ons. Moge ze nooit terugkeeren, zoodanig, en de laatste zijn van dat allooi. Soms is het alsof alles er zich op toelegt om ons te berooien.

Gisteren, terwijl ik naar Parijs moest, kwamen de drie dichtbundels. Ik heb ze nog niet kunnen lezen. Van ochtend arriveerde je postwissel van 1227 francs. Hartelijken dank. Ik zal vandaag ook Rik schrijven. Als we niet verhuizen moesten waren we nu in compleet evenwicht. De crisis ten minste is voorbij. Het is ondertusschen jammer, dat je het geld verzonden hebt per postwissel. De post, quasi om zich te dekken tegen koersschommelingen, heft een schandaligen tol. Daar ik het verstuurde bedrag niet ken in guldens weet ik niet wat wij verliezen. Doch doe me een plezier en verzend een volgenden keer òf in Hollandsch bankpapier als aangegeven waarde, òf door bemiddeling eener Bank. Ik heb 't zelf óók moeten leeren!

Nog een woord over die Sonate. Het jaartal 1918 is niets dan een alibi. De muziek – behalve de mijne –, de muziek, die ik ken, is sinds dien tijd niet veranderd. De sonate mag er zijn, ik verzeker het je, en buiten eenig verband van dateering, in haar uiterlijke en innerlijke gedaante. Van Domselaer heeft groot ongelijk de faire le dégoûté voor een jaartal. Maak je geen illusies over twee musici die je zou tegenkomen om ze je te spelen. Dat zou een mirakel zijn. In dat opzicht dateert ze 1950. Ze wordt begin April gespeeld bij de Revue Musicale. Omstreeks dien tijd kun je ze zeker hooren op een Parijsch atelier, onder vrienden. Mocht je die dagen in Parijs zijn waarschuw me dan. Het werk zal je zonder twijfel "aanspreken". Het heeft me altijd gespeten dat die kant van mijn psyche, de authentieke, – voor welke al het andere slechts dient als levensonderhoud, of... fumier... – bij jou en bij een paar andere menschen op wie ik bijzonder gesteld ben, Rik b.v. terra incognita gebleven is. Dat ik in dat opzicht van crediet moet leven. In de eerste dagen van Maart (2 Maart) worden hier twee zeer uitgebreide liederen van me gezongen, op Franschen tekst, waarvoor ik enthousiaste vertolkers gevonden heb. Mocht je hier zijn dan zal ik je een particuliere auditie verschaffen. Ik dacht dat deze lente ook een symphonie van me zou "gaan", maar voor de symphonieën schijnt de tijd nog niet helemaal rijp. – Ik heb mijn overplanting naar Frankrijk steeds opgevat als een operatie van uitsluitend organischen aard. Ik heb nooit een middel willen gebruiken dat de artiest in den zuiversten zin zou kunnen desavoueeren. Ik ben in dit opzicht ongelooflijk puriteinsch. Ik heb, geleid door louter toevallige omstandigheden, voorzichtig een kiem gelegd, en doe niets anders dan toezien of die zich ontwikkelen wil. Toen ik uit Holland vertrok taxeerde ik de onderneming op tien jaren. Voor mij is alles een kwestie van uithoudingsvermogen. Het milieu, en de tijd waarin we leven, is buitengewoon ongunstig. Wij zijn als nachtegalen die worden opgesloten in een donker en vochtig hok... om te zingen. Of als nachtegalen, die zich schijnen te vergissen in den kalender en 's nachts zitten te rillen in sneeuw en ijsregen. Ze zingen, de arme beesten… En wij?

Wat Van Domselaer praat over chaos en nieuwe plastiek kan allemaal heel mooi zijn. Maar wat weten wij van den chaos? De chaos kan verbazend interessant zijn. Ik observeer alleen dat Beethoven in zijn laatste en beste periode zeer zeker georiënteerd was naar wat den menschen en hun bureaucratische zintuigen chaos lijkt. Libre à Van Domselaer zich de muziek te arrangeeren als een mierennest af als een plantsoen van Openbare Werken. Dat kan heel intelligent zijn. Maar de hoofdzaak is en blijft: leven, warmte, en phrasen die cadanseeren als boomen in de bries, in den storm, in de stilte, of iets dergelijks. De rest is larie.

"De Afspraak" beste kerel, heeft me een zonderling genoegen gedaan. Ik vind het in onbeschrijfbare mate emouvant; ik kan het nauwlijks als litteratuur beschouwen, hoewel het ook als litteratuur om zoo te zeggen volmaakt is. Met een continuïteit, welke nergens een breukje vertoont, heb je de dingen weten te plaatsen in hun realiteit en tevens in hun symbool. De twee aspecten van het eeuwige en het tijdelijke vervloeien zóó dat men nergens hun scheidslijn opmerkt. Ondanks dat is het van de eerste tot de laatste bladzijde van een perfecte plastiek, van een uiterste zichtbaarheid, en, wat mij nog meesterlijker lijkt, van een zeer gave intonatie, die nergens faalt te midden der moeilijkste "modulaties" van het reëele naar het meest mystisch-visionnaire. Het is ook van een (bijna) beangstigende waarachtigheid, een werkelijk en kostbaar document humain. Na Augustinus heb ik niets gelezen wat in zoo rustig-vervoerenden toon zoo diep graaft naar het binnenste der ziel. Ook als enkel proza vind ik het van een absolute schoonheid (misschien hier en daar een adjectief te veel??) Je zinsbouw, en dat is tegenwoordig een unicum – is door en door "klassiek", ik bedoel daarmee: hij wordt geregeld door je adem, zooals je adem geregeld, beïnvloed wordt door de uit te drukken emotie. Is dit niet het voornaamste en onbedrieglijkste criterium der z.g. menschelijkheid? Zoo regelt opnieuw je rythme onze adem, en zoo ondergaan we je emotie. Naar mijn idee is dit in de litteratuur een der zwaarste moeilijkheden, waartegen bijna niemand opgewassen is. – Het verhaal van "De Afspraak" is ook van de eenvoudigste credibiliteit, hoe onwaarschijnlijk ook. Het is van een frappante al-zijdigheid: tegelijk iets als roman d'aventures en monologue intérieur. – Ik zou graag weten hoe 't in Holland ontvangen werd. Het staat voor mij vast dat heel de rest van Hollands poëzie en proza daarbij in het niet verzinkt. – Wat het persoonlijke betreft van dit chef d'oeuvre, ik moet je zeggen dat het mij verontrust in zijn dramatische gegevens waarvoor het menschelijk oog geen oplossing ziet. Ik hoop fraternellement dat je, "in dit midden van je leven en in dit donkere woud", een uitgang vindt. Voor mij is het aardsche bestaan een raadsel – natuurlijk – het zou een onmogelijkheid zijn, wanneer ik niet de flauwe hoop had, en die flauwe hoop is genoeg, dat onze persoonlijkheid eene, onbekende, bestemming heeft, en dat deze identiteit coûte que coûte en zoo lang mogelijk moet worden gehandhaafd, en, naar al onze krachten, moet worden bevestigd en gerealiseerd. Ondanks alles. Tegen alles. Dit vergt soms den moed van een Prometheus. Er leeft ook iets exalteerends in. – Ik hoop werkelijk, dat je op het juiste moment de noodige krachten vindt.

Excuseer me deze divagatie, zoo geheel buiten mijn terrein reikend! Hoor ik nog iets van je? Poignée de mains, met hartelijke groeten van Anny,

van je

Thijs

Verblijfplaats: Den Haag, Literatuurmuseum