MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19270209 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Bergen, 9 februari 1927

Bergen N.-H.

Febr. 1927.

Woensdagavond.

Beste Thijs,

Hartelijk dank voor je sonate; al kan ik er dan ook geen noot van lezen, ik vind 't toch erg prettig dit van jouzelf te hebben gekregen, en ik hoop, dat ik eens als ik b.v. weer tijdelijk in een groote stad ben, twee musici zal vinden, die 't mij kunnen doen hooren. Wel spijt 't mij, dat 't niet een meer recent werk van je is. Dat speet ook v. Domselaer, dien ik 't eenige dagen geleden bracht. Vandaag sprak ik hem even; hij was van meening, dat het nog te veel "in de chaos" was, die, volgens hem, elk componist van dezen tijd door moest, om van de tonaliteit van de oude meesters te komen tot een "nieuwe plastiek" – ik gebruik zijn termen, zonder precies te weten wat ik schrijf; ik zeg 't je dan ook alleen om er mee te kennen te geven, dat 't waarschijnlijk niet in je lijn zal liggen hem een exemplaar te sturen. – Als deze sonate b.v. in Amsterdam eens gespeeld zal worden, laat 't mij dan eens weten, dan ga ik 't hooren. Ik wou, dat ik ook eens de kans kreeg iets van je werk der laatste jaren te leeren kennen. –

Wat je honorarium betreft: ik schreef eenige dagen geleden aan v. Kampen het mij zoo spoedig als maar mogelijk is toe te sturen, dan zend ik 't jou direct door met het supplement, dat ik administreer. Ik hoop dus, dat 't je binnen kort bereiken zal.

Je roffelvuur op "De Vrije Bladen" amuseerde mij kostelijk. Helaas herinner ik mij niet goed den inhoud van de aflevering, die ik je stuurde. Wat de groep in 't algemeen betreft vind ik er wel talent bij, maar voorloopig met beter mogelijkheden voor het essay dan voor de poëzie. In de poëzie zijn zij zeer ongelijk: Marsman schreef enkele (weinige) werkelijk mooie gedichten en veel, dat vrijwel uitsluitend experimenteel (soms wel boeiend) is. Slauerhoff doet mij poëtisch misschien nog 't meest verwachten; ook Donker schreef enkele heel mooie gedichten. Maar er is geen "stroom" voelbaar; er hangt een drukkende beklemming zonder veel hoop op onweer. 't Beste van de paar laatste jaren zijn "Vormen" van Pom Nijhoff en "Dood en Leven" van Jobs Buning; ik zal je die met mijn bundel sturen. In "Dood en Leven" is een gedicht "In memoriam Patris", dat ik prachtig vind. –

Ik ben érg blij met je voorloopig oordeel over "De Afspraak"; uit de aard van dit boek begrijp je wel, dat 't mij na aan 't hart ligt. Maar het stelde mij voor consequenties waarvoor ik soms wel eens vrees machteloos te zullen blijken. Den laatsten tijd durf ik nauwlijks aan poëzie te denken; het maakt mij angstig over mijzelf. In onze jaren van jeugd-productiviteit weten wij, weet althans ons hart zoo weinig waar het heengaat, tenminste als wij de ingeschapen drift hebben onze wezenstrekken in ons werk tot hun verste verlengde door te trekken; gelukkiger is de kunstenaar, die, zonder bepaald ontrouw te worden aan eigen wezen, zich toch als hoofddoel een aesthetische harmonie stelt. Ik kan dat niet; ik zou 't gevoel hebben de eenige stem, die mij riep, niet te hebben gevolgd.

Ik hoop je binnenkort concretere zaken te sturen dan deze duistere overwegingen.

Een hartelijke handdruk

van je

Jany

[datering aan de hand van het poststempel op de envelop: 10 II 27 (= donderdag)]