MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19270127 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Bergen, 27 januari 1927

Bergen N.H.

Jan. 1927.

Donderdag.

Beste Thijs,

Je brief deed mij bijzonder veel genoegen en ik dank er je voor. Neem mij maar niet kwalijk, dat ik je nu pas antwoord en de beloofde lectuur zend, maar ik lijd tegenwoordig aan een afschuwelijke onrust, ga er al te dikwijls ineens een paar dagen uit, verwaarloos mijn correspondentie –

Nu merk ik ineens, dat ik mijn laatste bundel alweer kwijt ben, en ik stuur je dus een proza-product van mij, dat verleden jaar bij v. Dishoeck verscheen, maar al 3½ jaar geleden in "De Gids" heeft gestaan. De conceptie van het ding zat al sinds vele jaren in mijn hoofd, maar het duurde lang voor ik eraan dorst te beginnen. In mijn laatste bundel, die ik je zeker nog zal sturen, staat een gedicht "De Nederlaag", het eenige belangrijke, dat ik na "De Afspraak" schreef, en dat een late scherpe consequentie van dezelfde conceptie stelt. Soms krijg ik een gevoel een pool van mijn wezen bereikt te hebben, of bijna, en te zijn ingevroren. De oplossing is ontzettend moeilijk, te meer door mijn karakter, dat wanhopig ontvankelijk is voor vrijwel alle verleidingen. Maar dit alles is ongeschikt voor een brief. –

Je zoudt mij toch eigenlijk een groot genoegen doen met mij je violoncel-sonate te sturen; zoals je weet woont v. Domselaer ook in Bergen, en ik zie hem nogal dikwijls; hij is erg benieuwd naar dit werk van je. Hij componeerde de laatste jaren meerdere sonates; ik kan mij in zijn muziek moeilijk inleven, blijf er – soms wel met bewondering – buiten staan, en heb steeds het gevoel: "kon ik nu maar eens het equivalent hiervan als poëzie zien, dan wist ik wat ik ervan vinden moest" – Maar hèm ken ik wèl goed en ik kàn mij niet voorstellen, dat zijn werk onbelangrijk zou zijn. Ik wou, dat jij 't eens kon hooren en nog eens hooren met een open aandacht, zonder vooropgezette polemische vooringenomenheden (een voor jou, geloof ik, vrij zeldzame psychische conditie!).

Rik's adres is kort: Bloemendaal; de naam van 't huis: "Overbosch". Hij zal 't zeker prettig vinden weer eens van je te hooren. Ik logeerde pas enkele dagen in Arnhem bij Jan & Atie Greshoff; je sneer over zijn gedichten vind ik onverdiend; maar in onze Februari-aflevering krijgt hij werkelijk een meesterlijk ding: "Ballade der Zielige Makkers" – een gebed, waarin hij meelij afsmeekt voor de schrijvers, met als refrein: "maar Querido, o zoo, moet branden."

Ja, Jacques Bloem is getrouwd met een jong, rank, knap wicht van net 20 jaren. 't Is een wonderlijk schouwspel, maar ik kijk er niet met genoegen naar: het benauwt mij – hij is erg achteruitgegaan; soms vrees ik, dat hij al seniel begint te worden. Zij heet Claartje Ebbeler en hij plukte haar in Rotterdam, waar zij eind-examen H.B.S. deed en hij in de commissie zat. Niemand begrijpt er iets van. Een ding is zeker: de oúde klare paste meer bij hem dan deze jonge –

Matthieu W. [= Wiegman] zag ik in lang niet; hij was altijd erg onberekenbaar, en in mijn gevoelens voor hem werd ik door de jaren steeds geslingerd tusschen wrevel en sympathie.

Ik hoop, dat wij elkaar zoo nu en dan zullen blijven schrijven om dezelfde reden jegens jou, die jij jegens mij noemt en waar ik blij mee ben –; maar ik ben ongeregeld, vooral den laatsten tijd.

Hartelijke groeten, ook aan je vrouw,

van je

Jany

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA