MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19260225 Anny Vermeulen-van Hengst aan Berthe Seroen

Anny Vermeulen-van Hengst

aan

Berthe Seroen

La Celle Saint-Cloud, 25 februari 1926

La Celle St. Cloud (S & O) 25.2.26.

1 Rue de Vindé

Lieve Mevrouw Seroen,

Vanmiddag ontving mijn man een brief van zijn broer uit Amsterdam waarin wij tot onze zéér aangename verrassing lazen dat U met Willem Pijper nog eens "La veille" ten gehoore hebt gebracht en vóóral, volgens den briefschrijver, zoo mooi hebt gezongen! En dat ook Pijper bijzonder voortreffelijk was. U weet hoe ook mij dit lied speciaal ter harte gaat, hoe ik met moeite steeds mijne ontroering moest inhouden om niet bij sommige gedeelten luidop te snikken. Ik schrijf U daarom maar voor dat mijn man U en Willem Pijper een woordje schrijft, omdat wanneer ik het uitstel, er niets van komt door alles wat er steeds te doen valt, en ik U toch wil laten weten hoe dankbaar ik U ben dat U "La Veille" zong! Alleen – was ik er maar bij geweest! O, iedere noot die er van Thijs weergegeven wordt zou ik willen hooren, al was 't zelfs maar het studeeren. Een ander kan dat niet begrijpen en verstaat het mis, maar U die vrouw is, begrijpt het gevoel dat alles wat een geliefd man zegt, denkt, schrijft voor zijne vrouw onontbeerlijk is voor haar eigen ziel. En hoe wanneer het zijn muziek betreft. Toen in Juni 1923 hier in Parijs zijne cellosonate ging, lag ik met griep te bed, ik had nog tot op 't laatste oogenblik van alles gedaan, zelfs champagne gedronken, om in staat te zijn mee te kunnen, maar ik moest me gewonnen geven en bracht den avond door met mijn heele hart als één verlangen. –

"La Veille" en "Les Filles du Roi d'Espagne" waren ook aangenomen maar tot nu toe is geen enkele zangeres in staat geweest ze te studeeren en te zingen. Daaruit werd voor ons zoo duidelijk hoe U eigenlijk een tour de force presteerde indertijd. Zingt U "Les Filles" nog wel eens? Vroeger hield ik van dit lied niet zóó als nu. Zelfs naast dit lied dat door de menschen absoluut niet gevoeld werd, moet menig lied van een "beroemd modern" het afleggen vind ik. Wat Thijs bezit, dat bezitten Honegger, Milhaud, Stravinsky, Poulenc en Auric niet en dat moet ieder gevoelig en spiritueel mensch voelen wanneer zij te samen op een program staan. Niet dat de anderen geen recht van bestaan hebben! Verre van daar! Maar ieder onbevooroordeeld mensch zal mij dit toegeven. En ware het niet dat Thijs zijn leven als criticus heeft moeten beginnen, en waarvoor men hem nòg rancune toedraagt, dan was er voor hem als componist niet zoo veel in den weg gelegd geworden.

Hij maakt nog steeds een ellendigen tijd door. Mijn vertrouwen is echter onverwoestbaar – Intusschen hebben wij nu vier kinderen: Annyke, Roland Matthijs (Ties genoemd) Josquin (Duikie genoemd) en Donald, ze zijn 6, 5, 4 jaar en de jongste, onze vroolijke pretmaker, is nog geen 9 maand, hij is Zondag 7 Juni 1925 's morgens 5 uur geboren, 8 [pd]. Hij begint al pasjes te doen en stond al einde November op z'n beentjes. Hij is, als allen, dol op Thijs. Thijs moest door zijne vijanden eens gezien worden met Josquin of met Donald!! Duikie (Josquin) vooral! Bij hem gaat niets boven de "Groote Beer" of de "Groote Duikie" zooals hij Thijs graag betitelt en hij zelf is altijd "Thijs". – Annyke is 1 M 20 lang en mager en fantaseert op de piano. "Mademoiselle Ravel" noemen we haar. Ze vindt de mooiste modulaties alsof het vanzelf spreekt, dus net zooals Liszt zooals Guy de Pourtalès verhaalt. Maar ze gaat niet naar school. De école communale zit vol "Lausbuben" en de nonnen zijn altijd in de een of andere épidémie. En daar onze kinderen nooit ziek zijn willen we hen liever het niet laten worden voor wat a.b.c. en 2 + 2. Dus dat leeren ze maar zoo goed en zoo kwaad als 't gaat in huis. Het zijn een stelletje lawaaimakers die ons overal zouden doen verhuizen, maar hier zijn ze kinderen gewend.

Ik weet niet of U het wel prettig vindt om zoo'n langen brief te lezen en zoo veel over ons te hooren. U was echter altijd zoo vriendelijk belangstellend. Maar trouwens wij ondervinden hier in Frankrijk meer vriendelijkheid dan in Holland, hoewel 't natuurlijk waar is dat een Franschman àltijd vriendelijk is en achter je rug of zelfs tegenover je toch denkt wat hij wil. Wat we trouwens allemaal doen op onzen beurt!!

Wij leven hier erg afgezonderd gelukkig. Ik ga nooit uit en maak geen thee-visites! Daarom kan ik nog steeds geen goed Fransch spreken, want lezen en schrijven natuurlijk wel. Wanneer ik tegenover iemand sta die me interesseert of het onderwerp interesseert, dan gaat het vrij vloeiend. Thijs spreekt het natuurlijk perfect. Hij heeft maar een enkele vriend in Parijs en dat is een Zwitser, een magnifique pianist Ernst Lévy. Ah! als U dien eens hoorde. Hij speelde de cello-sonate indertijd met Pollain, een uitstekend cellist. Nu zal hij de viool-sonate ook spelen, bij Prunières, maar eerst de cello-sonate. Met wie(n) weten we nog niet. In Zürich gaat in Juni zijne 5de symphonie, hij is niet alleen pianist dus. Van Thijs zou nog zijne Trio, dat hij aan Nadia Boulanger (zij bewondert Thijs heel oprecht en vindt hem een bien grand musicien) opdroeg, bij de Nationale gaan, maar er is oponthoud gekomen vanwege de copie, of het dus dit seizoen gespeeld wordt, is te betwijfelen. En dan heeft Koussevitzky sinds 2 jaar Thijs' 3e symphonie die hij nog maar niet durft spelen, nadat hij de stemmen op eigen kosten n.b. had laten uitschrijven – en nadat hij Thijs verzekerde dat Thijs de éénige was die de muzikale évolutie in Europa vertegenwoordigde! Mij dunkt indien Mengelberg zooiets tot een componist had gezegd in vollen ernst, dan zou Willem niet als Serge den moed laten zakken wanneer het er op aan komt zoo'n componist te spelen, voor een publiek dat per slot van rekening overàl zich gewennen moet en dat ten allen tijde heeft moeten doen.'t Is alleen maar jammer dat Mengelberg nu juist niet zoo iets tegen Thijs heeft gezegd en het ook nooit zal zeggen, daarvoor is het een te groote antipode van Thijs. De reden waarom ik er Mengelberg bij haal is ook alleen maar in het feit dat ik mij Mengelberg voorstel als een man die wèl wat over heeft voor eene zaak of een persoon en die niet in den steek zal laten uit vrees de genegenheid van 't publiek te verliezen. Maar Koussevitzky heeft niet zoo veel steun achter zich als Mengelberg. En wat al een heerlijk stelletje vijanden van Thijs heeft hij daar ginds in New-York om zich heen! Al was 't alleen Elly Ney en haar bon époux Willy van Hoogstraten en dan Carl Flesch ergens aan een conservatoire. En dan Sam Bottenheim als sécretaire!! – Neen, geloof maar niet dat ik Willempie dien ik vroeger jarenlang als een reus beschouwde, ook maar één oogenblik toeken de intuïtie te hebben Thijs te verstaan en rècht te verstaan. Zoo niet Koussevitzky dan zal er wel ergens een "Kapellmeister" opduiken die de redder wordt van Thijs' symphonieën. –

Heeft U nog ergens in een tiroir een portret van U liggen?! Stuur het ons dan! Ik zou U graag eens zien. Ook de schoone lokken eraf? Ik draag ze nog altijd zoo, dus ben eindelijk weer te rekenen tot 't groote gros. En Thijs is sinds twee jaar goddank weer zonder baard! Hij heeft eindelijk mijn zin gedaan. Die baard was mijn cauchemar!

Wij wonen hier bij een pépiniériste en hebben vrij gebruik van cour en jardin. Zij hebben 5 kinderen, dochters allemaal. Aan de oudste die mij vroeg haar pianoles te willen geven omdat ze zoo graag meer de sérieuse kant wilde der muziek!! (de moeder en de rest leven en zweren bij Dédé, Phi-Phi1, en nog zoo wat) beoefen ik mijne lijdzaamheid en mijn Fransche musicale betitelingen. Als ik er vandaan kom kijkt Thijs me altijd heel ironisch aan. U kunt zich zijn snuit wel voorstellen.

Het babbel-uurtje dat ik dus in de Fransche société ontwijk heb ik met U gehouden. Krijg ik Uw portret? En zing eens in Parijs die twee liederen dan maakt U een moeder van vier kinderen erg gelukkig. Dag!

Uwe

Anny Vermeulen-van Hengst.

Verblijfplaats: Den Haag, Nederlands Muziek Instituut

  1. Dédé en Phi-Phi zijn titels van operettes van Henri Christiné.