Richard Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen (Hôtel du Cormier, Bougival)
Zundert, 18 juli 1921
18 Juli '21
Beste Matthijs.
Mijn briefje van twee dagen geleden, en mijn telegram naar aanleiding van je brief van gisteren, hebt je hoop ik ontvangen.
Je verzocht mij nu ruim een jaar geleden te willen trachten een jaargeld voor je bij elkaar te krijgen, opdat je rustig ergens op een dorpje in Gelderland of Brabant zoudt kunnen componeeren. Ik weet niets van muziek, maar nam aan dat je hier recht op hadt.
't Kwam voor elkaar
Na een maand of zes wilde je iets anders, dat van het eerste plan aanmerkelijk afweek.
De ondervinding heeft mij geleerd dat je iemand die je finantieele hulp bezorgd, verder de vrije beschikking moet laten om te handelen zoo als hij wil.
Daaraan hebben Jobs en ik ons gehouden, en niet alleen alle bedenkingen teruggehouden, maar eerder nog je geholpen om te kunnen uitvoeren wat je wilde.
Maar hij die de finantieele hulp aanneemt heeft ook grenzen te erkennen, en die grenzen liggen binnen de beperking van het toegezegde, en niet daaroverheen.
Daaraan hebt je je niet gehouden.
Nu zeg ik alleen, dat ik niets verder ga dan die toezegging. Ook dat besluit hebt jij te respecteeren.
Laten wij nu over en weer niet in details gaan treden, geen ophelderingen vragen waarop wij geen recht hebben, en elkaars vrijheid respecteeren. Doen wij dat niet dan komen wij door explicaties in 't moeras van verwijten, en eindigt dit geval als 90 van de 100 gelijke gevallen, in ruzie
Ik zeg je dit zoo scherp mogelijk, opdat ieder misverstand uitgesloten zij.
Hart. gegr.
tt
Rik.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA