Richard Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen
26 april 1921
in den trein
Dinsdag morgen.
Beste Matthijs.
Je brief kwam net toen wij klaar stonden om voor een paar dagen weg te gaan. Onze hulp wilde en retraite − je zult zeggen de Buissche Heide is retraite-achtig genoeg − en zij wilde niet, als wij bleven. Voor haar zielerust gaan wij dus wat uit en bij familie.
Het plan Romain Rolland lijkt mij prachtig, was zelf ook al eerder bij mij opgekomen, 't is zeker een wel edel karakter en hij zal op 't punt van muziek wel veel invloed hebben ook. Mijn vrouw weet zijn adres niet, kent hem niet, noch correspondeerde ooit met hem, maar zij is toch graag bereid als je denkt dat dat goed is hem te schrijven. Zijn adres kunt je bij Fr. van Eeden te weten komen, maar mij dunkt dat je hem liever via zijn uitgever zult willen bereiken, − dat zou ik althans liever doen.
Voordat ik 't vergeet schrijf ik je even dat ik tot Vrijdag te bereiken ben Poste Restante Oosterbeek.
Van Mengelberg is zóó als ik 't van hem verwachtte. Ik heb instinctief een aan afkeer grenzenden meening over hem. Ik begrijp dat je 't doen moest, maar verwachtte er niets van. Maar de wijze waarop je 't deedt, vond ik niet goed, de brief was al weg dus ik zei er maar niets van, was hij nog niet weg geweest, dan had ik je geraden hem absoluut zakelijk te houden, zonder uitwijdingen en vooral zonder één woord waardeering over je zelf of over je werk.
Ik had hem ook meer tijd gelaten, wij kunnen 't een naarling vinden, maar hoe opgeblazen hij ook is, druk heeft hij 't wel, en daar was geen rede te verwachten dat hij geëmpresseerd zou zijn tegenover jou − hoogstens te hopen dat hij redelijk zou zijn, je hadt hem meer tijd moeten gunnen, en zeker waar je wist dat hij iets in zichzelf te overwinnen had. 't Spijt mij erg dat ik toevallig zoover weg was, want je hadt misschien wel de raad van een ouden vriend willen aannemen, en even wachten met hem weer te schrijven.
Maar nu kom ik alles in de weegschaal gooien om je te verzoeken die brieven niet te publiceeren, beste kerel, doe dit niet, 't zou sensationeel zijn zeker, maar sensatie is 't middel waarmede lui van 't gehalte Bernard Canter werken en werken moeten. Maar 't is een afzichtelijk middel, en een waarachtig kunstenaar onwaardig. 't Zou mij een groote deceptie zijn als je 't deedt.
De brieven komen misschien later te pas, ze nu te publiceeren zou ik verkeerd, lawaaiïg dus daarom al minderwaardig, en bovendien politiek gezien onhandig vinden. Besluit dus niets overijld
Ik stuurde Staal een artikel voor de N. Kroniek over Bottenheim Mengelberg dat mij opgelucht heeft, want al die dingen kankerden al lang in mij. Hoor ik nog wat naar Oosterbeek. Zaterdag ben ik weer thuis.
Hartelijk allen gegr.
tt
R
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA