MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19210328 R.N. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Richard Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Zundert, 28 maart 1921

28 Maart '21

Beste Matthijs.

Ik wist niet dat Raedecker ook dit kende, − maar 't is bewonderenswaardig zóó, à l'instant, de geest van Erich Mendelsohn['s] artikel, tot een verbeelding te maken in houtsnede. Ongelooflijk doordringend getypeerd. Want ja dat is 't, het heroïsch-apokalyptisch-Lohegrenisme met boksijzers aan de voeten, de oud duitsche adelaar tot vliegmachine, en de van ouds beroemde gepantserde vuist aanwezig maar achter de billen verstopt

Hadden de duitschers maar gewonnen, dan waren ze op weg van die soort geest te vervreemden, nu denken zij dat zij verloren omdat zij er niet genoeg van hadden, en cultiveeren dien geest weer, onder een beetje moderner vorm.

Zoo'n artikel van Mendelsohn vind ik onzegbaar naar Hindenburgsch van allure, 't is of ik een gesprek over kunst en architectuur beluister, zooals 't vóór 1914 gevoerd had kunnen worden door intelligenties als Krupp, v Tirpitz en een paar mijnmagnaten.

"Intuition kann seine Wahrheit nicht zum Verlagswert der Weisheit versteigern." Auw Auw Auw!!! 't Is alles erger dan wat een mensch bij den tandarts te verduren heeft.

Ik denk aan wat de vijf redacteuren geschreven hebben, en vraag mij af. Wie hunner haat niet juist die soort geest? "Sie ist eine Kraft, Mutterleib und Eingang zur Ruhe, gleichsam metallisch beult er seine Tiefe in sie hinein enz enz. enz. o docter genoeg genoeg je boort op de zenuw!

Als Raedecker die houtsnede werkelijk bedoelde als typeering van dezen geest, vind ik 't grandioos, − zoo niet dan vind ik het ding het drukken niet waard.

Mijn vrouw krijgt van uit de halve wereld week en maandbladen toegezonden, die staan allen vol met precies dezelfde soort houtsneden, een soort houtsnede-griep teistert Europa en Amerika. Dat luwt wel weer, ook dat hout bereikt al is 't dan iets later wel zijn bestemming... het vuur.

Ik zag laatst de platen van de Kroniek uit de jaren 94-98 (Bauer, van Konijnenburg Toorop) wat een talent en wat een geest, en wat een distinctie.

Zoo'n houtsnee van Wiegman is ten slotte toch alleen dom, daar is geen ander woord voor, volkomen achterlijk van stijlbegrip, volkomen geestloos en grof, tegelijk conventioneel en banaal, getuigend van 't niet begrijpen van 't impressionisme (de oneindige nuanceering) waar 't half op steunt, en van 't niet begrijpen van bouw waar 't zoon beetje naar halsreikt. En van stijlbegrip niet hooger dan een pauwtje uit de winkelkast van Veen, plus een zonnetje met stralen zooals sinds onheugelijke tijden alle juffrouwen dezen styleeren.

Over de typografische verzorging schreef ik al. Die alinea kwestie ben ik geheel met den Heer Tischer eens, mijn vrouw gaat zoover, dat zij weigert de N.Kr. te lezen, zij heeft haar oogen wel al bedorven door de afschuwelijke typografie van tallooze partijkranten, die onzegbaar slecht gedrukt worden, maar dit verspringen zegt zij is erger dan de onduidelijkheid en slordigheid waaraan zij gewend is. (jou artikel las zij toch, en zij zal de N.Kr. toch wel lezen althans dat wat zij er van lezen wil).

In XVII eeuwsche drukken vooral in Italië, drukten ze veel de noten rond de marges, om te voorkomen, als er vele of lange noten waren, dat noot I de onderkant van de eerste 20 of 30 pagina's in beslag nam, en noot II pas op pag 40 terug te vinden was.

Ik weet niet of Mag Kropholler zich hier op gebaseerd heeft, ik vermoed 't bijna, maar ik vind 't dan toch 't forceeren van den geest terwille van een decoratief effect, dat zeker charmant is.

Als 't een Arabische krant was waarvan ik a priori aannam dat de Arabieren haar gemakkelijk lazen, en die ik toch niet lezen kon, zou ik 't een toonbeeld van smaak vinden.

Zie hier nu mijn meening over de N.Kr., waarnaar je vroeg, en je ziet niet lui of haastig maar uitvoerig, antwoord ik er op.

Ik vind de artikels (behalve 't haatbare van Mendelsohn) juist 't mooiste bewijs geven van de noodzakelijkheid van 't bestaan van de N. Kroniek. Zoo de N.Kr. er niet was, zou er geen plaats voor die artikelen zijn, en daar moet plaats voor zijn. Ik hoop zeer dat èn Brouwer èn jij veel er in zullen schrijven, 't is net groot genoeg om door jullie vijven voortreffelijk te worden volgeschreven tot ons aller vreugde.

Quant à moi − dat heerlijke gevoel van broosheid wijkt al weer helaas, is alleen nog maar 's morgens bij het wakker worden aanwezig. Ik ben er spijtig over, want 't heeft een groote bekoring. Zoo is dus 't leven na een wat onwezenlijke week, weer wezenlijk geworden, en zit ik weer aan mijn werk.

Ik wist niet dat je cello sonate uitgevoerd werd, ik had uit je eersten brief opgemaakt dat zij zou gespeeld worden bij Cornelis aan huis, maar reeds vóór je laatsten brief las ik er over in de krant, en hoorden wij er over van verschillende zijden. 't Is verdrietig voor je als de uitvoering zoo vèr onder je intenties bleef, en dubbel verdrietig daar je vermoedelijk toch geen betere uitvoerders zult kunnen krijgen, want Cornelis is toch wel zeer toegewijd is 't niet, ook in zijn gevoel en houding tegenover je muziek.

Componisten staan er in dit opzicht wel ellendig afhankelijk voor, de pijnlijke decepties kan ik mij wel indenken. Vrienden van ons schreven ons over de uitvoering vol warmte, niet dat 't hun eigen was, maar wel dat 't hun ontroerd had.

Gisteren zat ik in de zon tusschen de struiken wat te soezen, en zat naast een eiken stronk die vol zat van gedroogde zwammen. Ik stuur er voor de aardigheid een paar. 't Zijn juweelen zoo schoon, vindt je niet.

Wij, beeldende kunstenaars, wij moeten de stof vergeestelijken, de materie de stygmata van den geest geven. 't Ongeluk is dat de meeste stof, de meeste materie al zoo mooi is, dat wij ze meest bederven slechts kunnen, door er aan te raken. Ik zie hier veel hout, en de prachtige specie van hout, en 't prachtige ornament der jaarringen in 't kopsch gedeelte, en de prachtige vlammen in 't langsch gedeelte.

Als ik dan aan zulke houtsneden denk van de N. Kroniek, wordt dat alles dan niet moedwil, leege leelijke moedwil duitsch van geest in de diepste beteekenis en onmuzikaal van levenshouding?

Is zoo'n zwammetje niet ontroerend... als de beste en heerlijkste muziek?

Hartelijk alle vier gegr.

R

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA