MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19201125 Henriette Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Henriette Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Zundert, 25 november 1920

Buissche Heide 25 Nov. 20

Zeer Waarde heer Vermeulen,

Ik wilde vandaag enkel antwoorden op een paar punten uit uw groote brief van tien dagen geleden, en tevens eventjes op wat u schrijft in 't hartelijke briefje, dat van morgen kwam (het had de reis hierheen gemaakt samen met een "groote brief" van uw vrouw, maar zij hadden in de postwagen net gedaan of zij elkaar niet kenden...) – Neen, ik kom Zaterdag niet op die bijeenkomst; (mijn man denkt er heelemaal niet over) het verbruik van tijd en kracht, noodig om van hieruit naar A'dam te komen en vice versa, is héél groot, en ik tracht daarom zooveel mogelijk verschillende "plichten" en "genoegens" bij zulk een reis te kombineeren. Ik weet niet of de bijeenkomst van Zaterdag onder een dezer hoofden zou vallen. Maar zij zal waarschijnlijk nog door vele dergelijke gevolgd worden, en zelfs zoo ik mocht besluiten "werkend lid" van de club te worden, zou ik toch slechts een enkel maal kunnen komen. Ik verwacht op dit oogenblik niets in Holland, wat op een waarlijke herleving op kunstgebied lijkt; ik zie even weinig als u dat doet in de letterkundige wereld figuren opkomen, die toekomst in zich dragen. En ik geloof niet, dat dergelijke figuren zullen opkomen, eer de revolutionaire vloed hier binnendringt en het oude Nederland in elkaar stort... Maar misschien kunnen enkelen onder ons (zeker in de eerste plaats de architekten) toch iets doen als wegbereiders; misschien kunnen ook wij zelven door ons werk, persoonlijk of in verband, iets opwekken en bewust maken in anderen, die de oerkracht, de frischheid en onbedorvenheid van de volksmassa bezitten. In elk geval vind ik, dat waar menschen als Staal, die te goeder trouw zijn bewust leven, en niet door ijdelheid gedreven worden iets willen beproeven, men niet dadelijk met die echte hollandsche koudwater douche moet komen van "'t geeft toch niks", die alle aandrang en geestdrift doodt. Het is met deze samenwerking zooals met elk scheppend werk: niet het doel, de tendenz is het belangrijke, maar de oergrond, het gevoel, de ontroering waar het uit opkomt.

Wat u schrijft over de bijzondere moeilijkheden voor den musicus aan alles wat "proefneming" is verbonden, daar de aard van zijn kunst geen proefneming gedoogt – dat is zéér behartigenswaardig en het moet telkens en telkens weer naar voren gebracht worden, om onze onwillige, en onattente, en verstrooide ooren te dwingen tot luisteren.

Ik stuur u hierbij een van de dramatische werken, waarbij ik mij op verschillende gedeelten muziek voorstel, hetzij in samenhang met het woord, hetzij als tusschenspel. (Dit laatste in het bijzonder tusschen bl 48-49, waar de stemming van het werk verdiept wordt, waar nieuwe levensmogelijkheden en gevoelens opengaan en de muziek dit moet aangeven.)

Ik schreef dit werkje al 5 jaar geleden maar heb het in de laatste maanden geheel omgewerkt. Ik ben mij bewust van de zwakke plekken, maar ik geloof toch wel, dat er iets van een nieuw gevoel en een nieuwe vorm in zit; ik denk mij een opvoering b.v. bij de inwijding van een arbeidsschool, een Communistische kinderkolonie, of iets dergelijks. De geheele "aankleeding" kan (moet zelfs!) half-fantastisch zijn, zooals het toch ook speelt aan de grenzen van realiteit en sprookjesland; vooral in de figuren uit de "Lichte steden" zit dit half-fantastische (de namen geven het trouwens aan!) Ik denk dat een proletarisch auditorium de lichtere stemming die hierin verbeeld wordt (vandaar dat de strijd en zijn bitterheid op den achtergrond wordt gehouden tegenover de verlossende kracht der solidariteit) zou kunnen meevoelen en genieten.

Ik heb nog twee dramatische dingen liggen, die enkel nog een laatste korrektie behoeven om ook klaar te zijn (althans dat verbeeld ik mij nu) Het eene tragisch-heroïsch, in den trant der Opstandelingen, het andere poëtisch-symbolisch (een soort Mysterie van de Communistische eind-overwinning). Ook dit laatste zou door muziek, stel ik mij voor, zeer versterkt en verrijkt kunnen worden. Het is bijna zuiver deklamatie, d.w.z. de handeling ligt haast uitsluitend in de gedachten en aandoeningen; het zou zich, verbeeld ik mij, goed leenen voor een plechtig-luisterrijke opvoering, misschien met dans verbonden. Dit wat ik zend is zonder twijfel het gemakkelijkst om op te voeren, het eenvoudigste van de drie. Het zou misschien – zoo niemand met iets anders, een plan of een schema, komt – een bruikbare mogelijkheid openen om samenwerking van eenige kunstenaars te beproeven. Mocht u dit meenen, dan zou ik het misschien eens bij Staal en petit comité kunnen voorlezen.

Maar misschien leidt de diskussie van Zaterdag in geheel andere banen.

Ik verzend per expresse voor de zekerheid, en omdat 't voor u makkelijker is dan aangeteekend.

Beste groeten van ons en Jany voor uw gezin,

H. Roland Holst.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA