Richard Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen
Zundert, 23 april 1920
Buissche Heide
bij Zundert N.Br
23 April '20
Waarde Heer Vermeulen,
Vanmorgen ontving ik uw brief.
Het zou mij een groote voldoening zijn als ik iets kon doen om het bereiken van uw wenschen mogelijk te maken, en u kunt er van verzekerd zijn dat ik er met toewijding mijn best voor wil doen.
Ik heb wel eenige ondervinding van dit soort werk, en weet dus wel wat de heeren waar men terecht moet komen, vragen.
Laat ons dus even zakelijk zijn.
Wanneer zoudt u wenschen dat eventueel een jaargeld zou ingaan?
Hoeveel denkt u noodig te hebben?
En dan voor hoe lang?
En dan nog dit. Gesteld dat 't eens noodig mocht zijn, dat ik een beroep deed op muziekkenners (om hun oordeel) − want u begrijpt dat mijn oordeel in zake muziek absoluut terecht, niets waard is − tot wie zou ik mij dan kunnen wenden. Kunt u mij een paar personen opnoemen, wier hulp ik kan mobiliseeren voor 't geval dat ik niet alleen kan klaarspelen?
Hoe minder menschen er in betrokken worden hoe beter 't is, ik zal daar op aansturen, − maar geeft u mij het recht als 't mij noodig blijkt andere personen er in te betrekken?
Ziehier een stelletje zakelijke vragen.
Ik zucht wel eens over allerlei zaken waarin men mij betrekt, maar u kunt er van verzekerd zijn, dat hiervoor te werken mij een vreugde is.
Hartelijk gegr.
uw
RN. Roland Holst.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA